Vermeende contradictie tussen 1 Koningen 15:2 en 2 Kronieken 13:2.
1 Koningen 15:1-2
1 In het achttiende jaar nu van koning Jerobeam, de zoon van Nebat, werd Abiam koning over Juda.
2 Hij regeerde drie jaren in Jeruzalem en de naam van zijn moeder was Maächa, de dochter van Abisalom.
2 Kronieken 13:1-2
1 In het achttiende jaar van koning Jerobeam werd Abia koning over Juda.
2 Hij regeerde drie jaar in Jeruzalem, en de naam van zijn moeder was Michaja, de dochter van Uriël uit Gibea. En er was oorlog tussen Abia en Jerobeam.
Probleem: Was Michaja/Maächa de dochter van Abisalom (ook bekend als Absalom) of Uriël?
Antwoord: In het Hebreeuws worden de termen ‘zoon’ (ןב, ben) en ‘dochter’ (תב, bath) gebruikt voor meer dan alleen de onmiddellijke afstammelingen. Deze bron geeft de volgende mogelijke betekenissen voor ‘bath’: dochter, meisje, aangenomen dochter, schoondochter, zus, kleindochter, vrouwelijk kind, nicht.
Dat ‘dochter’ niet per se alleen in de strikte zin opgevat moet worden, blijkt onder meer uit het feit dat Naomi Ruth ‘mijn dochter’ noemt, terwijl Ruth haar schoondochter was (Ruth 2:2). En meerdere keren spreekt ook Boaz haar aan met hetzelfde woord, terwijl Ruth slechts een verre bloedverwant was (Ruth 2:8, 3:10, 3:11).
In het geval van Maächa is het aannemelijk dat zij de dochter was van Uriël en de kleindochter van Abisalom. De Joodse historicus Flavius Josephus schrijft het volgende over Rehabeam (Abia’s vader) en Maächa:
And after he [Rehabeam] had married a woman of his own kindred, and had by her three children born to him, he married also another of his own kindred, who was daughter of Absalom by Tamar, whose name was Maachah, and by her he had a son, whom he named Abijah [Abia].
Josephus, Joodse Oudheden 8.10.2 (249)
Oftewel, Maächa was een dochter van Abisalom via Tamar. Deze Tamar is waarschijnlijk de dochter van Abisalom (vernoemd naar zijn geliefde zus, die ook Tamar heette):
2 Samuël 14:27
Bij Absalom werden drie zonen geboren, en een dochter van wie de naam Tamar was. Zij was een vrouw die knap was om te zien.
Dan is Maächa dus de dochter van Uriël en Tamar, terwijl Tamar de dochter is van Abisalom. Dit maakt Maächa een kleindochter van Abisalom. Dat is niet strijdig met het gebruik van het woordje ‘bath‘ (dochter) in 1 Kon. 15:2.