Vermeende contradictie tussen Exodus 3:22 en Exodus 20:15.
Exodus 3:22
… zo zult gij de Egyptenaren beroven.
Exodus 20:15
Gij zult niet stelen.
Probleem: In Exodus 3 geeft God de Israëlieten de opdracht om de Egyptenaren te beroven, maar in de Tien Geboden zegt Hij dat stelen verboden is.
Antwoord: Er zijn meerdere redenen waarom dit geen contradictie is. Ten eerste heeft God, de Wetgever, natuurlijk het recht om te bepalen wanneer de wetten die Hij geeft van toepassing zijn en wanneer niet.
Ten tweede, en dit is een nog belangrijker punt, er lijkt hier alleen maar sprake te zijn van een contradictie, omdat de tekst uit Exodus 3 volledig uit de context is gerukt. Dit is de onmiddelijke context:
Exodus 3:21-22
21 En Ik zal dit volk genade geven in de ogen van de Egyptenaren. En het zal gebeuren dat u, als u weggaat, niet met lege handen gaat.
22 Elke vrouw moet aan haar buurvrouw en aan haar huisgenote zilveren en gouden voorwerpen vragen, en kleren, die u uw zonen en dochters te dragen moet geven. Zo zult u Egypte beroven.
Zoals je ziet worden de Egyptenaren niet ‘beroofd’ in de zin van dat je ’s nachts stiekem iemands huis binnensluipt en z’n flatscreen meeneemt. De Egyptenaren staan deze spullen zelf af aan de Israëlieten.
Maar nog steeds is de context niet compleet. Daarvoor moeten we teruggaan naar de tijd van Abram. Dit is wat God in een droom tegen Abram zei:
Genesis 15:12-14
12 En het gebeurde, toen de zon bijna onderging, dat er een diepe slaap op Abram viel. En zie, een grote, schrikwekkende duisternis viel op hem.
13 Toen zei God tegen Abram: Weet wel dat uw nakomelingen vreemdelingen zullen zijn in een land dat niet van hen is; zij zullen hen dienen en men zal hen vierhonderd jaar onderdrukken.
14 Maar ook zal Ik over het volk dat zij zullen dienen, rechtspreken en daarna zullen zij met veel bezittingen wegtrekken.
De bredere context is dat de Israëlieten gedurende meerdere generaties slavenarbeid hadden verricht voor de Egyptenaren! De bezittingen die zij uit Egypte meenamen kunnen dus gezien worden als een welverdiend salaris. Dit was zelfs allemaal al voorspeld aan Abram. Er is dus zeker geen sprake van diefstal in de immorele zin van het woord.