Kan een mens het aangezicht van God zien?

Vermeende contradictie tussen diverse bijbelteksten.

Genesis 32:30
En Jakob gaf die plaats de naam Pniël. Want, zei hij, ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht, en mijn leven is gered.

Exodus 33:11
De HEERE sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals een man met zijn vriend spreekt.

Exodus 33:20
Hij zei verder: U zou Mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien en in leven blijven.

Johannes 1:18
Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in de schoot van de Vader is, Die heeft Hem ons verklaard.

1 Timoteüs 6:16
Hij Die als enige onsterfelijkheid bezit en een ontoegankelijk licht bewoont; Hem heeft geen mens gezien en niemand kan Hem ook zien.

1 Johannes 4:12
Niemand heeft ooit God gezien. Als wij elkaar liefhebben, blijft God in ons en is Zijn liefde in ons volmaakt geworden.

Probleem: In Genesis en Exodus lezen we dat respectievelijk Jakob en Mozes God zagen “van aangezicht tot aangezicht“. Maar andere teksten zeggen dat niemand ooit God heeft gezien.

Antwoord: Hier kan beslist geen sprake zijn van een contradictie. Twee van deze zogenaamd tegenstrijdige teksten staan namelijk vlak achter elkaar, in hetzelfde verhaal: Exodus 33:11 en 33:20. Kennelijk vond de auteur van deze passage het niet vreemd om in vers 11 te schijven dat Mozes met God sprak “van aangezicht tot aangezicht“, om vervolgens Gods uitspraak te citeren dat niemand ooit Gods gezicht kan zien. Zoals gebruikelijk helpt het om de context te lezen:

Exodus 33:11-23
11 De HEERE sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals een man met zijn vriend spreekt. Daarna keerde hij terug naar het kamp, maar zijn dienaar Jozua, de zoon van Nun, een jongeman, week niet uit het midden van de tent.
12 Toen zei Mozes tegen de HEERE: Zie, U zegt tegen mij: Laat dit volk verdertrekken. U echter, U hebt mij niet laten weten wie U met mij meezendt, terwijl U Zelf gezegd hebt: Ik ken u bij uw naam, en ook: U hebt genade gevonden in Mijn ogen.
13 Nu dan, als ik dan genade heb gevonden in Uw ogen, maak mij toch Uw weg bekend. Dan zal ik U kennen, opdat ik genade zal vinden in Uw ogen. En zie aan dat deze natie Uw volk is.
14 En Hij zei: Moet Mijn aangezicht meegaan om u gerust te stellen?
15 Toen zei hij tegen Hem: Als Uw aangezicht niet meegaat, laat ons dan van hier niet verdertrekken.
16 Want hoe moet het anders bekend worden dat ik genade gevonden heb in Uw ogen, ik en Uw volk? Is het niet daardoor dat U met ons meegaat? Daardoor zullen wij, ik en Uw volk, afgezonderd zijn van alle volken die er op de aardbodem zijn.
17 Toen zei de HEERE tegen Mozes: Ook dit woord dat u spreekt, zal Ik doen, want u hebt genade gevonden in Mijn ogen en Ik ken u bij uw naam.
18 Toen zei Mozes: Toon mij toch Uw heerlijkheid!
19 Maar Hij zei: Ík zal al Mijn goedheid bij u voorbij laten komen, en in uw aanwezigheid zal Ik de Naam van de HEERE uitroepen, maar Ik zal genadig zijn voor wie Ik genadig zal zijn, en Ik zal Mij ontfermen over wie Ik Mij ontfermen zal.
20 Hij zei verder: U zou Mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien en in leven blijven.
21 Ook zei de HEERE: Zie, hier is een plaats bij Mij, waar u op de rots moet gaan staan.
22 En het zal gebeuren, als Mijn heerlijkheid voorbijtrekt, dat Ik u in een kloof van de rots neer zal zetten en u met Mijn hand zal bedekken totdat Ik voorbijgegaan ben.
23 En zodra Ik Mijn hand wegneem, zult u Mij van achteren zien, maar Mijn aangezicht zal niet gezien worden.

Vers 18 is cruciaal, want daar vinden we de verklaring voor waarom God in vers 20 zegt dat Mozes zijn aangezicht niet kan zien. In vers 18 vraagt Mozes God namelijk om hem zijn heerlijkheid (of glorie) te laten zien. Maar als God in volle glorie aan een mens verschijnt, kan de mens dat niet overleven. Gods heerlijkheid is te glorieus, te overweldigend.

Dat neemt niet weg dat God natuurlijk wel in andere vormen aan mensen kan verschijnen. Hij verscheen in menselijke gedaante aan Abraham (Genesis 18) en later dus aan Jakob (Genesis 32). Ook Jezus, de Zoon van God, zouden we in zekere zin een verschijning van God in menselijke gedaante kunnen noemen.

  Terug naar het overzicht: Fouten en contradicties in de Bijbel.

Share

Weet God van tevoren wat wij zullen doen?

Vermeende contradictie tussen Genesis 22:12 en Psalmen 44:22.

Genesis 22:12
Toen zei Hij: Steek uw hand niet uit naar de jongen en doe hem niets, want nu weet Ik dat u godvrezend bent en uw zoon, uw enige, Mij niet onthouden hebt.

Psalmen 44:22
zou God dat niet onderzoeken?
Want Hij weet wat er in het hart verborgen ligt.

Probleem: In Genesis 22 draagt God aan Abraham op om zijn zoon te offeren. Juist op het moment dat Abraham op het punt staat dit uit te voeren, houdt God hem tegen. God vertelt Abraham: “want nu weet Ik dat u godvrezend bent“. Maar wist God dat van tevoren dan nog niet? Volgens Psalm 44 kent God immers de geheimen van ons hart.

Antwoord: Het woord ‘weten’ in Genesis 22:12 is de vertaling van het Hebreeuwse woord ‘yada’. Dat woord heeft brede connotaties en kan betekenen: “iets weten wat je eerst nog niet wist”, of: “iets weten door het te ervaren”, of: “iets weten door het te observeren”. In deze context lijkt één van die laatste invullingen te worden bedoeld.

God weet van tevoren wat we gaan doen, maar toch laat Hij ons dingen meemaken. Hij zou de band natuurlijk naar het eind door kunnen spoelen, maar Hij kiest ervoor om de lijn der geschiedenis met ons mee lopen. Dit houdt ook in dat Hij pas ingaat op menselijke acties nádat wij die acties hebben uitgevoerd. Hij wil immers met ons interacteren. Dit is misschien ook de reden dat God wil dat we tot Hem bidden, ondanks dat Hij toch al weet wat we van Hem willen vragen.

  Terug naar het overzicht: Fouten en contradicties in de Bijbel.

Share

Verzoekt God mensen?

Vermeende contradictie tussen Genesis 22:1 en Jakobus 1:13.

Genesis 22:1 (Statenvertaling)
En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht; en Hij zeide tot hem: Abraham! En hij zeide: Zie, hier ben ik!

Jakobus 1:13 (Statenvertaling)
Niemand, als hij verzocht wordt, zegge: Ik word van God verzocht; want God kan niet verzocht worden met het kwade, en Hij Zelf verzoekt niemand.

Probleem: Volgens Genesis verzocht God Abraham, maar volgens Jakobus zou God nooit iemand verzoeken. (Voor de moderne lezer: ‘verzoeken’ of ‘in verzoeking brengen’ betekent zoiets als ‘verleiden’.)

Antwoord: Zoals aangegeven is deze keer de Statenvertaling gebruikt, een zeer ouderwetse vertaling van de Bijbel. In nieuwere vertalingen zijn deze twee teksten niet tegenstrijdig, omdat er in Genesis 22:1 andere woorden worden gebruikt. In zowel de NBG ’51 als de Nieuwe Bijbelvertaling als de Herziene Statenvertaling staat in Genesis 22:1 ‘op de proef stelde’ in plaats van ‘verzocht’.

Er is een verschil tussen verzoeken (verleiden) en op de proef stellen (testen).

Verleiden = proberen iemand ertoe te bewegen het kwade te doen. Dit is één van satans hobby’s.
Op de proef stellen = iemand in een situatie brengen waar een moeilijke beslissing genomen moet worden (in Abraham’s geval: gehoorzaam zijn aan God, of niet). Als God ons test doet Hij dat voor ons eigen bestwil. Het is leerzaam, we worden er sterker van en ons vertrouwen in God neemt toe. En als we in moeilijke situaties God blijven navolgen, sterkt dat onze volharding (Romeinen 5:3-4).

Staat de grondtekst dit onderscheid tussen op de proef stellen en verleiden toe? Ja, in Genesis staat er het Hebreeuwse woord ‘nasah’ terwijl in Jakobus het Griekse woord ‘peirazo’ staat. Beide kunnen zowel ‘op de proef stellen’ als ‘verleiden’ betekenen. De juiste vertaling van ‘nasah’ moet, gezien de context, ‘testte’ of ‘op de proef stelde’ zijn. De NBG ’51, NBV en HSV hebben dit dus correct vertaald.

  Terug naar het overzicht: Fouten en contradicties in de Bijbel.

Share

Besnijden of niet besnijden?

Vermeende contradictie tussen Genesis 17:10 en Galaten 5:2.

Genesis 17:10
Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij u al wat mannelijk is besneden worde;

Galaten 5:2
Zie, ik, Paulus, zeg u: indien gij u laat besnijden, zal Christus u geen nut doen.

Probleem: In Genesis geeft God aan Abraham de opdracht dat al zijn mannelijke nakomelingen moeten worden besneden. Maar in zijn brief aan de Galaten schrijft Paulus dat wie zich laat besnijden, niet door Christus gered kan worden.

Antwoord: Besneden zijn of niet besneden zijn is volkomen irrelevant voor de christen. Maar wat Paulus duidelijk wil maken (en wat blijkt uit de context van Galaten 5) is dat iemand die zich laat besnijden met als reden dat de wet dit voorschrijft, dat eigenlijk doet uit ongeloof in Jezus Christus.

Je laten besnijden om andere redenen (medische redenen, of uit respect voor de tradities van mensen met wie je contact hebt) is echter geen enkel probleem.

  Terug naar het overzicht: Fouten en contradicties in de Bijbel.

Share

Mogen we alles eten?

Vermeende contradictie tussen Genesis 9:3 en Deuteronomium 14:8.

Genesis 9:3
Alles wat zich roert, wat leeft, zal u tot spijze zijn; Ik heb het u alles gegeven evenals het groene kruid.

Deuteronomium 14:8
Ook het zwijn, omdat het wel gespleten hoeven heeft, maar niet herkauwt; onrein zal het voor u zijn. Van hun vlees zult gij niet eten en hun aas zult gij niet aanraken.

Probleem: Volgens Genesis mogen we alles eten, maar volgens Deuteronomium alleen de reine dieren.

Antwoord: In Genesis 9:3 staat wat God zei tegen Noach en zijn nakomelingen. Dit behoort tot de Noachitische wetten, waar alle mensen zich aan moeten houden. We zijn immers allemaal nakomelingen van Noach. In de tijd van Mozes kwamen er nieuwe wetten bij (o.a. die in Deuteronomium) die echter specifiek voor de Israëlieten golden. De Israëlieten mochten dus alleen reine dieren eten, terwijl de heidenen alle dieren mogen eten. Hier is geen sprake van een contradictie, maar van verschillende wetten voor verschillende groepen mensen.

  Terug naar het overzicht: Fouten en contradicties in de Bijbel.

Share