Vergist het Evangelie van Lukas zich over de volkstelling?

Wat is het beste voorbeeld van een historische fout in de evangeliën? De meeste critici hoeven daar niet lang over na te denken: de volkstelling onder keizer Augustus. De eerste paar verzen van het bekende kerstverhaal zouden zo vol zitten met historische blunders, dat deze onmogelijk allemaal weg te verklaren zijn. Is deze kritiek terecht? Laten we eens kijken naar wat er écht staat.

Problemen

In Lukas 2:1-2 lezen we:

En het geschiedde in die dagen dat er een gebod uitging van keizer Augustus dat heel de wereld ingeschreven moest worden. Deze eerste inschrijving vond plaats toen Cyrenius over Syrië stadhouder was.

Drie dingen schijnen hier niet te kloppen:

  1. Inschrijvingen (ook wel census of volkstellingen genoemd) vonden plaats per provincie; nooit werd de hele wereld (het hele Romeinse Rijk) in één keer ingeschreven.
  2. Inschrijvingen in provincies van het Rijk hadden als doel om belasting te kunnen heffen. Ten tijde van Jezus’ geboorte (onder de heerschappij van Herodes de Grote) was Judea echter geen provincie, maar een vazalstaat. Vazalstaten mochten hun eigen belastingen heffen. In het Judea van die tijd zou keizer Augustus dus geen inschrijving laten plaatsvinden.
  3. Cyrenius (ook bekend als Quirinius) werd pas stadhouder over Syrië in 6 na Christus, terwijl Herodes de Grote in 4 voor Christus overleed. Aangezien Jezus werd geboren in de tijd van Herodes, kan een inschrijving onder Cyrenius dus pas minstens negen jaar na de geboorte van Jezus hebben plaatsgevonden.

Deze drie punten zijn alle drie vrij zeker, dus het lijkt erop dat Lukas hier fout zit. Ik zal eerst kort de historische achtergrond schetsen en daarna ingaan op deze drie vermeende fouten.

Geschiedenis

Ruim dertig jaar was Herodes de Grote koning over Judea, van 37 tot 4 v.Chr. Judea was toen onder de heerschappij van het Romeinse Rijk. Het grootste gedeelte van Herodes’ regering was hij ondergeschikt aan keizer Augustus. De verhoudingen tussen Augustus en Herodes waren erg goed en Herodes kreeg daarom veel zelfstandigheid. Herodes kreeg de titel ‘koning der Joden’ en werd ook ‘de vriend van de keizer’ genoemd.

Rond 8 v.Chr. trok Herodes op tegen rovers uit het land Trachonitis. Dezen zorgden voor veel overlast en schade in verschillende gebieden van Herodes’ rijk en Syrië. De rovers hadden toevlucht gezocht in Arabië, waar Sylleus destijds koning was. Herodes trok Arabië binnen en versloeg daar de rovers, zonder een Arabier te doden. Syrische ijlboden brachten echter een onjuist bericht naar Sylleus, die op dat moment bij keizer Augustus was. Deze vertelde Augustus dat Herodes Arabië binnen was getrokken en het verwoest had. Augustus reageerde woedend en schreef Herodes dat deze voorheen diens vriend was geweest, maar dat hij Herodes voortaan zou behandelen als een onderdaan. Hij wilde ook geen boodschappers van Herodes meer aanhoren. Een tijd later – we weten niet precies hoe lang – kwam aan het licht dat Sylleus niet de waarheid had gesproken. Augustus herstelde Herodes weer in ere en liet Sylleus ter dood brengen. Dit alles valt te lezen in het zestiende boek van de Joodse Oudheden van Flavius Josephus.

Enkele jaren later, in 4 v.Chr., stierf Herodes en werd zijn rijk verdeeld onder drie van zijn zoons. Herodes Archelaüs werd de heerser (‘ethnarch’) over Judea. In 6 n.Chr. klaagden enkele vooraanstaande burgers Archelaüs aan bij Augustus. Deze verbande Archelaüs en Judea werd bij de Romeinse provincie Syrië gevoegd. Cyrenius, de net aangestelde stadhouder over Syrië, werd opgedragen een volkstelling te houden om in Judea belasting te kunnen heffen.

‘De hele wereld’ of ‘het hele land’?

Bijbelvertalingen geven vaak aan dat Lukas met het Griekse woord οἰκουμένη bedoelde dat ‘de hele wereld’ ingeschreven moest worden. De New International Version heeft οἰκουμένη zelfs met ‘Roman world’ vertaald. Dit is inderdaad de vertaling zoals je deze in woordenboeken aantreft, maar is dat ook wat Lukas wilde zeggen? De Grieken gebruikten het woord soms om Griekenland aan te duiden in tegenstelling tot de ‘barbaarse’ landen. De Romeinen gebruikten het om er het Romeinse Rijk mee aan te duiden. Het lijkt erop dat Lukas er soms het Joodse land mee aanduidde. Zo schrijft hij in Handelingen 11:28-29:

En een van hen, van wie de naam Agabus was, stond op en gaf door de Geest te kennen dat er een grote hongersnood zou zijn over heel de wereld, die ook gekomen is onder keizer Claudius. En de discipelen besloten, ieder naar vermogen, iets te sturen ten dienste van de broeders die in Judea woonden[.]

Agabus voorspelt een hongersnood over de οἰκουμένη, wat de discipelen als reden zien om gaven te sturen naar de christenen in Judea. Blijkbaar vatten zij het woord οἰκουμένη op als ‘Judea’. Josephus vermeldt in hoofdstuk 20.2.5 van de Joodse Oudheden dat er tijdens Claudius een grote hongersnood in Jeruzalem was. Blijkbaar bedoelde Lukas met οἰκουμένη dus alleen Judea. Het is heel goed mogelijk dat hij dit in Lukas 2:1 ook bedoelde.

De uitgestelde volkstelling

Het eerste probleem is dus niet onoverkomelijk, maar hoe zit het met de volkstelling in een vazalstaat en de tijdkloof tussen Herodes en Quirinius? Beide problemen kunnen verklaard worden als we nog eens goed naar de geschiedenis kijken. Toen Archelaüs in 6 n.Chr. uit zijn ambt werd ontheven, vond direct daarna de eerste belastingheffing in Judea plaats. Een vergelijkbare situatie vond echter veertien jaar eerder ook al plaats: Herodes de Grote viel uit de gunst van Augustus en diens vazalkoningschap werd hem afgenomen: voortaan was hij de onderdaan van Augustus. Het is waarschijnlijk dat Augustus ook toen een volkstelling heeft afgekondigd om de financiën van Judea te kunnen regelen.

Echter, volkstellingen duurden lang – sommige duurden zelfs veertig jaar! Voordat de volkstelling volledig was uitgevoerd, was Herodes alweer in de gunst van Augustus gekomen. De eerste volkstelling die plaatsvond toen het gebied onderdeel werd van een Romeinse provincie, vond dus pas onder Quirinius plaats. Er moet dus een tijdkloof tussen vers 1 en 2 van Lukas 2 gelezen worden:

En het geschiedde in die dagen dat er een gebod uitging van keizer Augustus dat heel de wereld ingeschreven moest worden. (Het bevel.)

Deze eerste inschrijving vond plaats toen Cyrenius over Syrië stadhouder was. (De uitvoering, 14 jaar later.)

Wat Lukas hier zegt zou dus gelezen kunnen worden als: “Augustus gaf de opdracht tot een inschrijving. Deze inschrijving is uiteindelijk [jaren later] uitgevoerd onder Cyrenius.”

Het is niet vergezocht om op deze manier een tijdsgat tussen Lukas 2:1 en 2:2 te lezen. Iets soortgelijks doet Lukas in het hierboven geciteerde Handelingen 11:28-29 namelijk ook al. Daar zegt hij feitelijk: “Agabus voorspelde een hongersnood. Deze hongersnood is er uiteindelijk ook gekomen onder keizer Claudius.” Grammaticaal lijken deze twee passages sterk op elkaar.

Conclusie

Dit artikel presenteert een mogelijk scenario dat de problemen rond Lukas 2:1-2 zou oplossen: Herodes valt uit de gunst van Augustus, die daarop een volkstelling afkondigt. Echter, voordat deze volkstelling plaatsvindt, is Herodes weer terug in de gunst van Augustus. Pas veertien jaar later, onder Quirinius, wordt de volkstelling volbracht. Dit is een mogelijk scenario dat is afgeleid uit de gegevens die we bij de geschiedschrijver Josephus aantreffen. Josephus vertelt niet genoeg om zeker te weten dat het echt zo gebeurd is, maar het laat in ieder geval zien dat de bezwaren tegen de betrouwbaarheid van Lukas helemaal niet zo sterk zijn als vaak wordt gedacht.

Share

Wie zette David aan tot de volkstelling?

Vermeende contradictie tussen 2 Samuel 24:1 en 1 Kronieken 21:1.

2 Samuel 24:1
De toorn van de HEERE ontbrandde opnieuw tegen Israël. Hij zette David tegen hen op door te zeggen: Ga Israël en Juda tellen.

1 Kronieken 21:1
Toen stond de satan op tegen Israël, en hij zette David ertoe aan om Israël te tellen.

Probleem: Volgens 2 Samuël was het God die David aanzette tot de volkstelling, maar volgens 1 Kronieken was het de satan.

Antwoord: God werkt vaak via andere uitvoerenden. Dan zou je kunnen zeggen dat God het heeft gedaan, maar je zou met evenveel recht kunnen zeggen dat de uitvoerende het gedaan heeft. Twee voorbeelden zijn Jozef en Job:

Jozef werd door zijn broers als slaaf verkocht en naar Egypte gevoerd, waar hij op bijzondere wijze onderkoning werd. Als onderkoning kon hij Egypte (en daarmee de omliggende gebieden) voorbereiden op zeven jaren hongersnood. Later komt ook de rest van zijn familie naar Egypte. Achteraf zei hij tegen zijn broers:

Genesis 45:5-8
5 Maar nu, wees niet bedroefd en laat jullie ogen niet in toorn ontvlammen omdat jullie mij hiernaartoe hebben verkocht, want God heeft mij vóór jullie uit gezonden tot behoud van jullie leven.
6 Deze twee jaren is er immers honger geweest in het midden van het land, en er komen nog vijf jaren waarin er geen ploegen of oogsten zal zijn.
7 God heeft mij vóór jullie uit gezonden, om voor jullie een overblijfsel veilig te stellen op aarde, en jullie door een grote uitredding in leven te houden.
8 Nu dan, niet jullie hebben mij hiernaartoe gestuurd, maar God. Hij heeft mij aangesteld als een vader voor de farao, als heer over heel zijn huis en als heerser over heel het land Egypte.

Genesis 50:20
Jullie weliswaar, jullie hebben kwaad tegen mij bedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht, om te doen zoals het op deze dag is: een groot volk in leven te houden.

De aardse uitvoerenden waren Jozefs broers, maar daarboven stond God, die het van tevoren zo van plan was en het bestuurde.

Job was een rijke, godvrezende man. Satan klaagde Job bij God aan, met de beschuldiging dat hij God enkel diende omdat hij een gemakkelijk, welvarend leven had. God gaf satan toestemming met Job te doen wat hij wilde. Maar ondanks alle ellende die Job overkomt, blijft hij God trouw. En dan zegt God:

Job 2:3
Toen zeide de HERE tot de satan: Hebt gij ook acht geslagen op mijn knecht Job? Want niemand op aarde is als hij, zó vroom en oprecht, godvrezend en wijkende van het kwaad. En nog volhardt hij in zijn vroomheid, hoewel gij Mij tegen hem hebt opgezet om hem, zonder oorzaak, in het verderf te storten.

Dus God heeft Job in het verderf gestort, terwijl satan de eigenlijke uitvoerende was. Gods deel was dus dat Hij opdracht (of toestemming) gaf.

Ongeveer hetzelfde geldt voor 2 Samuel 24 en 1 Kronieken 21. God was waarschijnlijk de opdrachtgever (of Hij gaf slechts toestemming) en satan voerde het uit. Zowel God als satan hadden het gedaan. De teksten zijn dus aanvullend, niet tegenstrijdig.

  Terug naar het overzicht: Fouten en contradicties in de Bijbel.

Share

Hoeveel Simeonieten waren er?

Vermeende contradictie tussen Numeri 1:23 en Numeri 26:14.

Numeri 1:23
zij die geteld waren uit de stam Simeon: negenenvijftigduizend driehonderd.

Numeri 26:14
Dit waren de geslachten van de Simeonieten: tweeëntwintigduizend tweehonderd.

Probleem: Volgens Numeri 1 waren er 59.000 Simeonieten, maar volgens Numeri 26 waren het er 22.300.

Antwoord: Dit zijn twee verschillende aantallen op twee verschillende tijdstippen. Tussen deze twee tellingen is zo’n veertig jaar verstreken. Gedurende die periode is een complete generatie uitgefaseerd en vervangen door een nieuwe generatie. Dat alleen is al genoeg om significante verschuivingen in bevolkingsaantallen te verklaren. Bovendien is er in die veertig nogal wat voorgevallen. Kennelijk zijn de Simeonieten daarbij zwaar getroffen. Onder meer de volgende gebeurtenissen hebben tussen beide tellingen plaatsgehad:

  • Brand in de legerplaats (Numeri 11:1-3).
  • Verloren veldslag (Numeri 14:39-45).
  • Een door God neergeslagen opstand (Numeri 16:41-50).
  • Aanvankelijke nederlaag (met weggevoerde krijgsgevangenen), maar uiteindelijke overwinning (Numeri 21:1-3).
  • Slangenplaag (Numeri 21:4-9).
  • Nog meer militaire overwinningen (Numeri 21:21-22:1).
  • Gods toorn wegens Israëls afgoderij van Baäl-Peor (Numeri 25).

Kortom, er is geen enkele reden waarom Numeri 26:14 in tegenspraak zou zijn met Numeri 1:23.

  Terug naar het overzicht: Fouten en contradicties in de Bijbel.

Share