Hoe feitelijk is De Da Vinci Code?

In 2003 verscheen het boek The Da Vinci Code van Dan Brown, en korte tijd later een Nederlandse vertaling. Het boek was een daverend succes: wereldwijd werden er meer dan 80 miljoen exemplaren verkocht. Ook in Nederland gingen er ruim 400.000 over de toonbank. In 2006 kwam er een verfilming uit, met hoofdrollen voor Tom Hanks, Audrey Tautou en Ian McKellen.

Jammer genoeg werden er in het boek theorieën geponeerd die duidelijk in conflict zijn met christelijke opvattingen over wie Jezus was en wat Hij deed, en hoe de Bijbel tot stand was gekomen. Dit heeft veel christenen in verwarring gebracht en zelfs tot geloofsafval geleid. En dat terwijl de theorieën die het boek presenteert amper tot geen historische onderbouwing genieten.

Hoewel de ‘Da Vinci-hype’ alweer een poosje achter de rug is, leek het ons goed om deze kritische recensie (oorspronkelijk in 2005 gepubliceerd op een andere website) hier te herpubliceren, omdat soortgelijke theorieën tegenwoordig nog altijd de kop opsteken.

Dan Brown heeft beweerd:

Alle beschrijvingen van kunstwerken, architectuur, documenten en geheime rituelen in dit boek zijn waarheidsgetrouw.

Alle geschiedenisin het verhaal is accuraat.

In deze recensie zullen we zien wat er van deze beweringen klopt.

Inhoudsopgave Index per onderwerp

1. Waarom een roman bekritiseren?

2. Dan Browns theorie…

3. Analyse van de theorie in De Da Vinci Code

4. Overige vergissingen

5. Conclusie

6. Referenties

Codex Leicester
Dode Zeerollen
Les Dossiers Secrets
Heksenjachten
Heresie
Huwelijk tussen Jezus en Maria Magdalena
Jezus’ goddelijkheid
JHWH
Laatste Avondmaal
Lastercampagne tegen Maria
Leonardo Da Vinci
Leonardo Da Vinci over de Bijbel
Madonna in de grot
Mona Lisa
Nieuwtestamentische boeken, de selectie
Nulmeridiaan
Overnemen van symbolen en rituelen
Priorij van Sion
Piramide bij het Louvre
Tempeliers
Vrouwenverdrukking en de zondeval

Oorspronkelijke titel: The Da Vinci Code
Dan Brown, 2003
Doubleday, Random House, New York

Alle citaten van het boek zijn in blauw en springen smal in. De citaten komen uit:

Dan Brown, De Da Vinci Code
Luxe geïllustreerde editie, tweede druk december 2004
Uitgeverij Luitingh ~ Sijthof B.V., Amsterdam
Vertaling: Josephine Ruitenberg

Alle citaten uit andere bronnen zijn in paars.

Als literair werk is De Da Vinci Code mij goed bevallen. Van de proloog tot de epiloog is het erg pakkend en de vlotte schrijfstijl maakt het tot een ware pageturner, zelfs voor een trage lezer als ik. (Dit is natuurlijk een kwestie van smaak; anderen zijn van mening dat het een zwak plot heeft en een zeer magere psychologische ontwikkeling van de karakters.)

Maar daar eindigt alles wat er in positieve zin over het boek gezegd kan worden. De Da Vinci Code (voortaan DVCode genoemd) promoot het idee dat Jezus en Maria Magdalena getrouwd zouden zijn, maar dat ‘de Kerk’ dit in de doofpot heeft gestopt. Om deze theorie voor de lezer aannemelijk te maken, voelde de auteur zich kennelijk genoodzaakt veel feiten compleet te verdraaien of zelfs te verzinnen. Want dat is het grote probleem met dit boek: het staat vol met fouten.

1. Waarom een roman bekritiseren?

Veel mensen zullen denken: ‘Wat maakt het uit dat er wat foutjes in staan? Het is toch maar een fictief verhaal? Waarom is het zo nodig 26 pagina’s vol te schrijven over de kleine, onbenullige foutjes die het boek bevat? Voelt die christenfundamentalist zich aangevallen door een roman? Kinderachtig hoor.’

Goed punt. Waarom zouden we ons inderdaad druk maken om een 100% fictief verhaal? Aan de andere kant ben ik reacties van lezers tegengekomen waaruit blijkt dat men de inhoud van DVCode toch serieuzer opvat dan slechts fictie. De meeste lezers geven aan niet te weten wat nou waar is en wat niet. In reacties vertellen sommige lezers dat het boek hen nieuwe dingen heeft geleerd over de beginjaren van het christendom, of dat het zelfs een eye-opener is geweest. Een meisje vertelde me speciaal naar de bibliotheek te zijn gegaan om uit te zoeken of de Bijbel inderdaad is samengesteld op de manier zoals het in DVCode beschreven wordt. Bij sommigen brengt DVCode dus verwarring, terwijl anderen regelrecht op een dwaalspoor gebracht worden.

Wat veroorzaakt al deze verwarring onder lezers? Eén van de oorzaken is een statement voorin het boek, onder het kopje ‘FEITEN.’

De priorij van Sion, een geheim genootschap dat in 1099 is opgericht, is een werkelijk bestaande organisatie. In 1975 ontdekte de Parijse Bibliothèque Nationale perkamenten, Les dossiers secrets, waarin talrijke leden van de Priorij van Sion worden genoemd, onder wie sir Isaac Newton, Botticelli, Victor Hugo en Leonardo Da Vinci.
[…]
Alle beschrijvingen van kunstwerken, architectuur, documenten en geheime rituelen in dit boek zijn waarheidsgetrouw.

Wat betreft de eerste alinea, niets over de vroegere geschiedenis van de Priorij van Sion is zeker (als de moderne Priorij überhaupt al bestond voor de 20ste eeuw), dus dat hoort alvast niet thuis onder de categorie ‘FEITEN.’ Hierover later meer.

Waar het vooral om gaat is het laatste gedeelte: de bewering dat ‘alle beschrijvingen van kunstwerken, architectuur, documenten en geheime rituelen’ waarheidsgetrouw zouden zijn. Dit is simpelweg een leugen waarvoor de auteur zich niet kan verantwoorden door erop te wijzen dat DVCode een roman is. In feite staan er wel degelijk dergelijke foute beschrijvingen in DVCode, maar daar wordt de lezer niet van op de hoogte gebracht. In deze recensie worden deze fouten aan het licht gebracht.

Een andere oorzaak van het misleidende karakter is dat het boek inderdaad ook veel feiten en wetenswaardigheidjes bevat en in die zin heel leerzaam is. Het probleem is dat het kaf en het koren dusdanig met elkaar vermengd zijn dat de gemiddelde lezer het onderscheid niet meer zal kunnen maken. Dit geldt waarschijnlijk ook voor de recensenten van de grote kranten die op de flaptekst van mijn editie van DVCode geciteerd worden. De recensent van de Volkskrant heeft het over de ‘enorme hoeveelheid historische kennis’ die het boek bevat en die van het Algemeen Dagblad prijst Brown’s ‘indrukwekkende historische kennis.’ (Ook Knevel op Zaterdag wordt plagerig geciteerd met de woorden: ‘Dit boek is schadelijk voor het christendom.’)

Tot slot is er nog de naïviteit van de moderne mens. Men gelooft alles. Kritiekloos. Men denkt dat alles wat in de krant of in boeken staat ‘heus wel’ waar is, anders zou het er niet staan. Bovendien is het zelfs voor romans niet ongebruikelijk binnen een waarheidsgetrouwe setting te werken en ware historische feiten als achtergrondsituatie te nemen. Dan Brown speelt hier handig op in. In plaats van te waarschuwen dat de geschiedenis die in DVCode beschreven wordt niet helemaal kloppend is, zegt hij in een interview: ‘All the history, artwork, ancient documents, and secret rituals in the novel are accurate…’ Hij draagt dus bewust bij aan het idee dat de geschiedenis, zoals beschreven in DVCode, accuraat is en buit de naïviteit van de lezers uit.

Ik zal nu een korte samenvatting geven van de ‘theorie’ die in DVCode naar voren komt. Daarna zal ik het boek chronologisch doorlopen en reageren op de ‘onderbouwing’ van deze theorie.

2. Dan Browns Theorie…

Oorspronkelijk vereerde men, naast de mannelijke god, ook de godin. Men had respect voor het ‘heilige vrouwelijke’: de man was zonder de vrouw niet spiritueel compleet. Totdat de opkomst van het patriarchale christendom daar op een bloederige manier een einde aan maakte…

Het tegenwoordige christendom vertegenwoordigt een compleet verkeerd beeld van wie Jezus eigenlijk was. In realiteit was Jezus een man van groot aanzien, die, als nazaat van koning David, een geweldige politieke invloed had. Maar Hij was niet de Zoon van God. Jezus was een gewone sterveling, niets bovennatuurlijks. Tevens leidde Hij geen celibatair leven, maar was Hij getrouwd met Maria Magdalena. Jezus en Maria zouden bovendien minstens één kind gekregen hebben. Na Jezus’ dood vluchtte Maria met het kind naar Frankrijk, waar de bloedlijn van Jezus voortgezet werd.

De oorspronkelijke christenen geloofden in een natuurlijke Jezus (geen Zoon van God). Maar in de vierde eeuw kwam keizer Constantijn aan de macht. Constantijn besloot het christendom te gebruiken voor zijn politieke doeleinden. Om het christendom te veranderen in een bruikbaarder politiek wapen organiseerde Constantijn in 325 n.Chr. een concilie in Nicea, waar onder andere werd gestemd over de goddelijkheid van Jezus en welke boeken er in het Nieuwe Testament opgenomen zouden worden. Met een kleine meerderheid werd besloten Jezus een goddelijke status toe te wijzen. 27 boeken werden gekozen voor het Nieuwe Testament, dat het stempel ‘goddelijk geïnspireerd’ kreeg. Van de meer dan 80 Evangeliën werden er slechts vier gekozen voor het NT; de overige, die het ware verhaal vertelden, werden verzameld en verbrand. Om zijn staatsgodsdienst acceptabeler te maken integreerde Constantijn allerlei heidense elementen, zoals aureolen (oorspronkelijk Egyptische zonneschijven), 25 december als de geboortedag van Christus (oorspronkelijk de geboortedag van Mithras), de zondagsdienst (de dag waarop heidenen de zon aanbaden), et cetera.

Maar ondertussen leefde de bloedlijn van Jezus nog steeds voort via het kind van Maria Magdalena. Een tak van de bloedlijn werd het koningshuis van de Merovingen, volgens DVCode de stichters van Parijs.

Eeuwen later, toen de kruisvaarder Godfried van Bouillon Jeruzalem veroverde, richtte hij de Priorij van Sion op, een geheime organisatie. De militaire tak van de Priorij, de orde van de Tempeliers, groef onder de oude ruïnes van de tempel van Salomo een mysterieuze schat op. Deze schat bestond uit een groot aantal documenten die een eeuwenoud geheim bevatten. De documenten bewezen dat Jezus en Maria getrouwd waren en nageslacht hadden gekregen. Dit gegeven zou vernietigend zijn voor het christelijke geloof, dus leverden de documenten de Tempeliers een machtspositie ten opzichte van het Vaticaan op.

De Priorij van Sion, waarvan de leden het heilige vrouwelijke vereerden (o.a. door middel van een seksrite genaamd hiëros gamos), nam de taak op zich Jezus’ bloedlijn en de geheime documenten te verdedigen tegen de Kerk, wachtende op het juiste moment om de documenten in de openbaarheid te brengen. Gedurende bijna duizend jaar is de Priorij hierin geslaagd. De Da Vinci Code begint echter met de moord op de vier hoogstgeplaatste leden van de Priorij…

Een belangrijk thema is ‘het vrouwelijke principe.’ De oorspronkelijke religies waren dualistisch: een god en een godin. Jezus was een groot feminist, maar het ontstemde zijn mannelijke discipelen dat Maria zo geliefd was bij Jezus. Eeuwenlang heeft de Kerk geprobeerd vrouwen naar de zijlijn te schuiven. Waar men eerst vond dat de man spiritueel compleet werd door de seksuele gemeenschap met de vrouw, werd op een gegeven moment de regel ingevoerd dat priesters en bisschoppen celibatair moesten leven. In de zesde eeuw ‘besloot’ paus Gregorius I dat Maria Magdalena een prostituee geweest was. Later werden vrouwen genadeloos vervolgd tijdens heksenjachten: vijf miljoen vrouwen werden door de Kerk op de brandstapel gezet.

Dit alles, het heilige vrouwelijke, Jezus’ huwelijk met Maria en de ware aard van de graal, ligt opgesloten in talloze verborgen symbolen in kunstwerken van onder andere Leonardo Da Vinci.

 

Tot zover de theorie van Dan Brown. Het grote probleem met deze theorie is uiteraard dat het aanspraak probeert te maken op niet-bestaand bewijsmateriaal. De geheime documenten die de Tempeliers gevonden zouden hebben, die op één of andere manier zouden moeten ‘bewijzen’ dat Jezus getrouwd was en nakomelingen had, komen in DVCode niet boven tafel.

We moeten het dus doen met de andere aanwijzingen die in DVCode naar voren komen. Die zullen we in de komende sectie behandelen.

Ik hoop antwoord te geven op de volgende vragen:

  • Was Jezus getrouwd met Maria Magdalena?
  • Zagen de ‘oorspronkelijke’ christenen Jezus als slechts een normale sterveling? En is Jezus’ goddelijke status ontstaan doordat een kleine meerderheid voor Jezus als Zoon van God koos en tegen Jezus als gewoon mens?
  • Is het ‘oorspronkelijke’ verhaal over Jezus inderdaad verloren gegaan doordat Constantijn slechts vier van de 80 evangeliën koos, en wel vier evangeliën die in tegenspraak waren met wat de ‘oorspronkelijke’ christenen geloofden?
  • Wijzen verborgen symbolen in de kunstwerken van Leonardo da Vinci op een huwelijk tussen Jezus en Magdalena?
  • Bestaat er een Priorij van Sion en bewaakt deze organisatie al 900 jaar lang een geheim over Jezus, Maria Magdalena en de heilige graal?

Zoals we zullen zien, zullen al deze vragen met ‘nee’ beantwoord moeten worden.

3. Analyse van de theorie in De Da Vinci Code

Er is gebruik gemaakt van de hoofdstukkenindeling, in plaats van de paginanummers, want verschillende edities en vertalingen van DVCode verschillen in aantallen pagina’s. Ik zal hier alleen ingaan op onderwerpen die op één of andere manier verband houden met de theorie van hierboven. Natuurlijk maakt Brown nog vele andere fouten, dus in Sectie 4 vind je een lijstje met overige vergissingen.

Hoofdstuk 28

Het is voor Browns antichristelijke boodschap natuurlijk essentieel om het christendom in een zo kwaad mogelijk daglicht te zetten. Toegegeven, christenen begaan, net als iedereen, vele fouten. Maar de daden van gelovigen zijn alleen representatief voor het geloof als de gelovigen handelen naar de juiste interpretatie van het geloof. En aangezien geen enkele christen precies leeft naar Christus’ wet, is geen enkele christen 100% representatief voor het christelijke geloof. De kwaliteit van het geloof ligt niet in de gelovige, maar in degene in wie geloofd wordt.

Hoe dan ook, in Hoofdstuk 28 begint Brown zijn lastercampagne tegen ‘de Kerk’ (wat in mijn visie een menselijk / politiek instituut is dat het geloof dikwijls heeft misbruikt voor zijn eigen politieke doeleinden) die vrouwen gedemoniseerd zou hebben. Onder andere door middel van de heksenjachten.

Onder degenen die door de Kerk als ‘heksen’ werden beschouwd, waren alle vrouwelijke geleerden, priesteressen, zigeunerinnen, mystici, natuurminnaars, kruidenverzamelaars, en elke vrouw die ‘verdacht dicht bij de natuur staat’. Ook vroedvrouwen werden gedood, vanwege hun ketterse gewoonte medische kennis te gebruiken om de pijn van het baren te verlichten, een lijden dat volgens de Kerk Gods terechte straf was voor Eva, omdat ze van de appel der kennis had gegeten, waarmee het idee van de erfzonde geboren was.

(1) In feite werden vroedvrouwen niet specifiek vervolgd en (2) de zondeval was niet het gevolg van dat Eva van de vrucht der kennis gegeten had, maar Adam. (En er staat nergens in de Bijbel dat de vrucht een appel was.)

In de driehonderd jaar dat er heksenjachten werden gehouden, bracht de Kerk het verbluffende aantal van vijf miljoen vrouwen op de brandstapel.

Dat is inderdaad verbluffend, maar volledig fictief. (1) Volgens meer realistische schattingen werden er in 400 jaar 50.000 tot 200.000 ‘heksen’ geëxecuteerd.1 (2) Dit waren niet allemaal vrouwen, (3) velen werden door seculiere overheden veroordeeld (niet door de Kerk) en (4) de meeste werden opgehangen, niet verbrand.

We beginnen toch een beetje te twijfelen aan Dan Brown’s bewering dat ‘alle geschiedenis accuraat is’ in De Da Vinci Code.

Verder wordt er in dit hoofdstuk gedaan alsof het christendom tegen ‘de natuurlijke seksuele eenwording van man en vrouw’ zou zijn. Maar die eenwording is volledig bijbels. De Schepper heeft dit in ons bouwplan vastgelegd en gezegd: ‘Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot één vlees zijn.’ (Genesis 2:24)

Hoofdstuk 37

In dit hoofdstuk vertelt hoofdpersoon Langdon dat de Orde der Tempeliers door de Priorij van Sion is opgericht (daar is al geen historische basis voor) om een schat op te graven onder de ruïnes van de Tempel van Salomo. Die schat zouden ze inderdaad gevonden hebben, waardoor ze van de ene op de andere dag zeer rijk en machtig werden (ze verkregen deze macht dankzij paus Innocentius II en het is pure speculatie dat het iets met een schat onder de Tempel te maken had).

Niemand wist zeker of de tempeliers het Vaticaan afpersten of dat de Kerk eenvoudigweg probeerde de tempeliers af te kopen en zo het zwijgen op te leggen, maar paus Innocentius II vaardigde onmiddellijk een unieke pauselijke bul uit, waarmee hij de tempeliers onbegrensde macht verleende en hun toestemming gaf hun eigen wetten op te stellen.

Hier gaat Brown er al van uit dat de hypothetische schat die de tempeliers gevonden zouden hebben, op één of andere manier nadelig zou zijn voor de Kerk. Eigenlijk slaat zijn redenering helemaal nergens op: ‘Omdat de tempeliers plotseling macht kregen, moeten ze óf de Kerk afgeperst hebben, óf omgekocht zijn door de paus.’

Mij lijkt het juist hoogst onwaarschijnlijk dat de paus de tempeliers zo vriendelijk zou bejegenen als ze echt een bedreiging vormden. Het is bijzonder onlogisch om je vijanden machtig te maken. Als de tempeliers werkelijk een schat zouden hebben opgegraven in het heilige land, zou ik eerder denken dat deze schat ten voordele kwam van de paus. De pauselijke bul was dan onderdeel van een ruil, of een beloning.

Toen de veertiende eeuw aanbrak, hadden de tempeliers dankzij de steun van het Vaticaan zo veel macht verzameld dat paus Clemens V besloot dat er iets aan gedaan moest worden. Samen met de Franse koning Filips de Schone beraamde de paus een ingenieus plan om korte metten te maken met de tempeliers en de hand te leggen op hun schat, en zo het geheim te bemachtigen waarmee macht over het Vaticaan werd uitgeoefend. In een militaire manoeuvre waar de CIA zich niet voor zou hoeven te schamen, vaardigde paus Clemens geheime, verzegelde orders uit die door zijn soldaten in heel Europa tegelijk moesten worden geopend, op vrijdag 13 oktober 1307.

(1) De vernietiging van de tempeliers was het idee van koning Filips de Schone: paus Clemens moest naar zijn pijpen dansen. (2) Er waren heel andere motieven in het spel dan die niet-bestaande schat. Filips had Tempelier willen worden, maar werd geweigerd, wat een belediging was.2 Hij was wellicht ook afgunstig vanwege de macht van de tempeliers. Filips verkreeg dan ook achteraf hun landgoederen.3 En wat betreft de Kerk was de rol van de tempeliers toch al uitgespeeld, aangezien de kruisvaarders al weer verdreven waren uit het heilige land. (3) Clemens mocht willen dat hij in heel Europa soldaten gestationeerd had!

Hoe dan ook, er is geen enkele reden aan te nemen dat de aanval op de tempeliers iets te maken had met geheime documenten of een heilige graal.

Hoofdstuk 48

In dit hoofdstuk wordt ons verteld over de Priorij van Sion, een geheime organisatie van vereerders van het heilige vrouwelijke en bewakers van Jezus’ bloedlijn. Geheime documenten, Les Dossiers Secrets, zouden veel informatie verschaffen over de geschiedenis van de Priorij.

Iedereen die zich had verdiept in de geschiedenis van de Priorij en van de graal, had de Dossiers gelezen. Ze waren gecatalogiseerd onder nummer 4° lm1 249, waren door veel specialisten als authentiek aangemerkt en bevestigden wat historici al sinds lang hadden vermoed: onder de Grootmeesters van de Priorij waren Leonardo da Vinci, Botticelli, sir Isaac Newton, Victor Hugo en, korter geleden, de beroemde Parijse kunstenaar Jean Cocteau.

In Hoofdstuk 79 wordt de complete lijst van Grootmeesters van de Priorij geleverd:

Jean de Gisors 1188-1220
Marie de Saint-Clair 1220-1266
Guillaume de Gisors 1266-1307
Edouard de Bar 1307-1336
Jeanne de Bar 1336-1351
Jean de Saint-Clair 1351-1366
Blanche d’Evreux 1366-1398
Nicolas Flamel 1398-1418
Rene d’Anjou 1418-1480
Iolande de Bar 1480-1483
Sandro Filipepe (Botticelli) 1483-1510
Leonardo da Vinci 1510-1519
Connetable de Bourbon 1519-1527
Ferdinand de Gonzague 1527-1575
Louis de Nevers 1575-1595
Robert Fludd 1595-1637
J. Valentin Andrea 1637-1654
Robert Boyle 1654-1691
Isaac Newton 1691-1727
Charles Radclyffe 1727-1746
Charles de Lorraine 1746-1780
Maximilien de Lorraine 1780-1801
Charles Nodier 1801-1844
Victor Hugo 1844-1885
Claude Debussy 1885-1918
Jean Cocteau 1918-1963

Toemaar, dat is nogal een indrukwekkende lijst grote namen. We zouden wel eens willen weten hoe het nou precies zit met die ‘Dossiers Secrets.’ Hier nogmaals Brown over de ‘FEITEN’ in DVCode:

De priorij van Sion, een geheim genootschap dat in 1099 is opgericht, is een werkelijk bestaande organisatie. In 1975 ontdekte de Parijse Bibliothèque Nationale perkamenten,Les dossiers secrets, waarin talrijke leden van de Priorij van Sion worden genoemd, onder wie sir Isaac Newton, Botticelli, Victor Hugo en Leonardo Da Vinci.

Brown doet het overkomen alsof de Bibliothèque Nationale oude, geheime perkamenten ‘ontdekt’ heeft, die betrouwbare informatie bevatten. De Bibliothèque Nationale de France is in feite een grote databank waar iedereen die een werk wil publiceren, één of meerdere kopieën van dit werk moet deponeren (een database voor onderzoekers). Je kunt er natuurlijk ook van alles en nog wat deponeren, zonder dit ooit werkelijk uit te geven voor het grote publiek. Oftewel: iedere grappenmaker kan zijn ‘geheime documenten’ naar de Nationale Bibliotheek brengen en als de inhoud maar intrigerend genoeg is zal het vroeg of laat ‘ontdekt’ worden.

Les Dossiers Secrets is een verzamelnaam voor verschillende documenten die op verschillende momenten in de jaren ’60 werden gedeponeerd in de Bibliothèque Nationale. Alle namen van de auteurs zijn pseudoniemen of namen van mensen die al overleden bleken te zijn vóór de depositie in de Bibliothèque. Voordat mensen het verkeerde idee krijgen: de Dossiers zijn geen antieke perkamenten of iets dergelijks, maar in de jaren ’50 of ’60 geproduceerde documenten. Ze zijn dan ook waardeloos als historische bron, wegens hun recente datum en anonieme auteur. In tegenstelling tot wat Brown in Hoofdstuk 48 beweert, worden de Dossiers helemaal niet beschouwd als ‘authentiek.’

De Dossiers bevatte ondermeer de bovenstaande lijst van Grootmeesters van de Priorij van Sion en een genealogie van de Merovingen tot hun hedendaagse afstammeling: Pierre Plantard, ook wel Pierre Plantard de Saint-Clair genoemd. Samen met enkele anderen registreerde deze zelfde Pierre Plantard in 1956 een sociëteit genaamd ‘Prieurè de Sion’ en hij zou tussen 1981 en 1984 zelf grootmeester geweest zijn. Plantard overleed in 2000. Zie hier voor afbeeldingen van registratieformulieren van Plantards vriendenclubje. Dit bewijst niet dat de Priorij in 1956 opgericht is, want in dat jaar werd het voor organisaties verplicht zich te registreren. Toch wijst dit erop dat de Priorij geen geheime organisatie was, zoals DVCode beweert.

Naast de Dossiers zijn er nog enkele historische bronnen die wijzen op het bestaan van een ‘Ordre de Notre Dame de Sion’ te Jeruzalem, maar deze Orde zou in 1617 of 1619 opgegaan zijn in de Jezuïeten. Verder is er niets bekend over een Priorij van Sion vóór 1956 en er is onafhankelijk van Les Dossiers Secrets geen enkele bron die de ‘Ordre de Notre Dame de Sion’ in verband brengt met de Priorij van Plantard.

De totale bewijslast bestaat dus uit een serie documenten uit de jaren ’50 en ’60, met een lijst namen van grote kunstenaars en wetenschappers die Grootmeesters van de Priorij geweest moeten zijn en een genealogie waaruit blijkt dat Pierre Plantard afstammeling is van de Merovingen en daarmee eigenlijk aanspraak maakt op de Franse kroon.

Dit is het plaatje dat in DVCode van Priorij van Sion getekend wordt: een geheime organisatie van vereerders van het heilige vrouwelijke en bewakers van de bloedlijn van Jezus. De grootmeesters (zie bovenstaande lijst) waren allemaal grote genieën die hun stempel hebben gedrukt op de Europese geschiedenis.

En dan is het nu tijd voor de reality check! Er zijn zes goede redenen waarom dit plaatje totaal onrealistisch is:

(1) Les Dossiers Secrets vormen allesbehalve een historische bron. Ze zijn onder valse namen gedeponeerd bij de Bibliothèque Nationale met het duidelijke doel dat naïeve lezers de inhoud betrouwbaar zouden achten: niks ‘secrets’ dus.
(2) De lijst met grootmeesters slaat nergens op: het is puur en alleen een poging om te imponeren met grote namen. Er vallen inderdaad verbanden te leggen tussen de grootmeesters (d.w.z. de opeenvolgende grootmeesters kenden elkaar), maar dat is gemakkelijk te vervalsen.
(3) Verscheidene van de grootmeesters waren uitgesproken christenen en beslist geen aanbidders van de godin en bewakers van een geheim dat het christelijke geloof tegensprak! Dit geldt bijvoorbeeld voor de genieën Robert Boyle en Isaac Newton, de grondleggers van de moderne scheikunde en astronomie.
(4) De stamboom van de Merovingische koningen naar Pierre Plantard staat volledig op zichzelf (de tak naar Plantard ontbreekt bij andere bronnen) en is waarschijnlijk een verzinsel waarmee Plantard de Franse kroon op heeft willen eisen.
(5) Pierre Plantard de Saint-Clair is volledig ongeloofwaardig als Grootmeester van de Priorij. Hij past niet in het rijtje van grote namen en al helemaal niet in het romantische plaatje dat de DVCode van de grootmeesters schildert: zeer verantwoordelijke mannen die een geheim van onschatbare waarde eeuwenlang beschermden tegen de Kerk. Plantard daarentegen heeft in de bak gezeten voor fraude. ‘De Saint-Clair’ heeft hij later aan zijn naam toegevoegd om zijn claim op de kroon kracht bij te zetten, uit de Dossiers blijkt namelijk dat de families Plantard en Saint-Clair de enige overgebleven nakomelingen van de Merovingen zijn.
(6) Les Dossiers Secrets zeggen niets over de afstamming van Jezus en zelfs grappenmaker Plantard heeft nooit beweerd dat de Priorij iets met de bloedlijn van Jezus te maken had. Dit is verzonnen door Leigh, Baigent en Lincoln, auteurs van het in de DVCode genoemde boek Het Heilige Bloed en de Heilige Graal. Dit is een belangrijk punt! Want er is dus helemaal geen verband tussen de Priorij van Sion en een alternatieve kijk op het leven van Jezus.

Die hele Priorij is dus een lacher, en daarmee kunnen we de pagina ‘FEITEN’ wel uit onze De Da Vinci Code scheuren.

Hoofdstuk 55

Vanaf nu is het vooral ‘historicus’ Leigh Teabing die aan het woord is. Vanaf dit hoofdstuk openbaart Teabing de ware aard van de graal. Teneinde tot een antichristelijke conclusie te komen is hij natuurlijk genoodzaakt leugens te vertellen over de Bijbel en de geschiedenis compleet te verdraaien.

Hij begint met twee citaten van Leonardo da Vinci, waaruit zou kunnen blijken wat Leonardo over het Nieuwe Testament (NT) dacht. In tegenstelling tot wat Teabing beweert is Leonardo’s mening helemaal niet ‘relevant’. Er is geen enkele reden waarom we de schilder als autoriteit zouden zien op het gebied van het NT. Maar om te illustreren hoe misleidend DVCode is, zullen we het hier toch even behandelen.

‘Uit Da Vinci’s notitieboek over polemiek en speculatie,’ zei Teabing, en hij wees één citaat aan. ‘Je zult wel zien dat dit relevant is voor ons gesprek.’ Sophie las de woorden.

Velen hebben hun brood verdiend met waanideeën en valse wonderen, en hebben zo de domme massa misleid.
– LEONARDO DA VINCI

‘En hier is er nog een,’ zei Teabing, en hij wees een ander citaat aan.

Blinde onwetendheid misleidt ons.
O! Miserabele stervelingen, open uw ogen!
– LEONARDO DA VINCI

Sophie kreeg een koude rilling. ‘Heeft Da Vinci het over de bijbel?’
Teabing knikte.

Natuurlijk zijn deze citaten volledig uit de context gerukt. Hier is het eerste citaat (1208), maar dan met de context:

1207.
The false interpreters of nature declare that quicksilver is the common seed of every metal, not remembering that nature varies the seed according to the variety of the things she desires to produce in the world.

1208.
And many have made a trade of delusions and false miracles, deceiving the stupid multitude.4

Zegt Leonardo hier iets over de Bijbel? Helemaal niets. Notitie 1207 gaat in elk geval over alchemisten. Notitie 1208 spreekt over alchemisten of wonderdoeners. Beide citaten lijken Leonardo’s tijdgenoten te betreffen, geen nieuwtestamentische personen.

Als er iemand is die zijn brood verdient met ‘delusions’ en zo de domme massa misleidt, dan is Brown het wel. De schrijvers van het Nieuwe Testament, daarentegen, hadden er beslist geen materieel profijt van het ware evangelie te verkondigen!

Ook het tweede citaat zegt niets over de Bijbel, zoals ieder zelf na kan lezen in The Notebooks of Leonardo Da Vinci – zie notitie 1182.

Teabing zet zijn kruistocht tegen de Bijbel voort:

Teabing schraapte zijn keel en verklaarde: ‘De bijbel is ons niet per fax uit de hemel toegezonden.’
‘Pardon?’
‘De bijbel is een product van de méns, lieve kind. Niet van God. De bijbel is niet op magische wijze uit de wolken komen tuimelen. De mens heeft de bijbel geschreven als historisch verslag van woelige tijden, en hij heeft zich via talloze vertalingen, toevoegingen en herzieningen ontwikkeld tot wat wij kennen. Er is nooit een definitieve versie van het boek geweest.’

(1) Dat de Bijbel ‘op magische wijze uit de wolken is komen tuimelen’ is natuurlijk een misrepresentatie van het christelijke standpunt. Natuurlijk is de Bijbel óók een menselijk product: het is geschreven vanuit het oogpunt van de schrijvers en de individuele schrijfstijlen zijn herkenbaar. Maar Gods Geest zorgde ervoor dat wat geschreven werd 100% accuraat was. Jezus zei: ‘Dit heb Ik tot u gesproken, terwijl Ik nog bij u verblijf; maar de Trooster, de heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb.’ (Johannes 14:25-26) Door de heilige Geest zouden de schrijvers van de Evangeliën zich dus goed kunnen herinneren wat er precies was gebeurd.

(2) Dat de Bijbel zich ‘via talloze vertalingen, toevoegingen en herzieningen’ heeft ontwikkeld tot wat wij nu kennen, geeft de valse indruk dat de Bijbel helemaal niets meer weg heeft van de originele geschriften. Wat betreft vertalingen: de meeste hedendaagse Bijbels zijn rechtstreekse vertalingen vanuit de Hebreeuwse en Griekse grondtekst, waarbij ook rekening wordt gehouden met vroege Griekse (LXX) en Latijnse (Vulgata) vertalingen. Wat betreft toevoegingen: dat zijn er geen ‘talloze.’ Er zijn maar enkele toevoegingen geïdentificeerd, bijvoorbeeld 1 Johannes 5:7b-8a, simpelweg doordat de oudste manuscripten dit gedeelte niet bevatten. In de meeste bijbelvertalingen is dit netjes aangegeven, bijvoorbeeld door het betreffende gedeelte tussen haken te zetten. Wat betreft herzieningen: de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament bevatte oorspronkelijk geen klinkers, deze werden later door de Masoreten toegevoegd, om de uitspraak te verduidelijken. Deze taaltechnische herziening heeft weinig tot geen invloed gehad op de betekenis van de tekst.

Onder leiding van Teabings expertise komen we zo langzamerhand aan bij het hoogtepunt van De Da Vinci Code, of dieptepunt, vanuit academisch oogpunt bezien.

‘Er zijn meer dan táchtig evangeliën in aanmerking gekomen om in het Nieuwe Testament te worden opgenomen, maar uiteindelijk zijn er maar relatief weinig gekozen: die van Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes.’
‘Wie heeft er besloten welke evangeliën zouden worden opgenomen?’ vroeg Sophie.
‘Aha!’ riep Teabing enthousiast uit. ‘De fundamentele ironie van het christendom! De bijbel, zoals we die tegenwoordig kennen, is samengesteld door de heidense Romeinse keizer Constantijn de Grote.’

Het trieste is dat veel lezers dit echt geloven. (1) Het getal ‘táchtig’ is compleet uit de lucht gegrepen. Al lang, lang voor keizer Constantijn werden de evangeliën van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes al als goddelijk geïnspireerd gezien. Bijvoorbeeld kerkvader Irenaeus schreef rond 180 AD in Adversus Haereses dat er precies vier evangeliën waren:

From this it is clear that the Word, the artificer of all things, being manifested to men gave us the gospel, fourfold in form but held together by one Spirit.5

Uit citaten van en toespelingen op het Nieuwe Testament door Irenaeus en nog vroegere kerkvaders (zoals Ignatius en Polycarpus die de apostelen nog gekend kunnen hebben, en Justinus de Martelaar, wiens werken halverwege de tweede eeuw geschreven zijn) blijkt welke vier evangeliën dat zijn: Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes.

(2) ‘Maar uiteindelijk zijn er maar relatief weinig gekozen’ klinkt net alsof het vreemd is dat andere boeken niet in het NT zijn opgenomen. Let wel: opname in de Bijbel zou betekenen dat deze boeken als gezaghebbend worden gezien. Het slaat natuurlijk nergens op dat alles wat over Jezus geschreven wordt automatisch opgenomen zou moeten worden in de Bijbel. Alsof het een ‘default instelling’ zou moeten zijn dat ieder religieus geschrift aan de bijbelse canon zou moeten worden toegevoegd.

En het niet in de Bijbel opnemen van een boek staat nog niet gelijk aan het censureren van dat boek. Het is nooit een geheim geweest dat er buiten-Bijbelse boeken zijn die niet werden beschouwd als goddelijk geïnspireerd.

(3) Natuurlijk heeft geen mens bepaald welke boeken goddelijk geïnspireerd zijn en welke niet. De waarheid is een gegeven dat los staat van de menselijke opinie. De bijbelboeken werden goddelijk geïnspireerd en de vroegchristelijke kerk heeft de geïnspireerde boeken herkend. De kerk is niet de bepaler van de canon, maar de ontdekker.

Vervolgens wordt ons door Teabing en Langdon verteld dat vele van de christelijke (of katholieke) symbolen en rituelen in feite heidens van aard waren. Dat is niets nieuws en niets ernstigs, tenminste, zolang het niet gaat over essentiële christelijke standpunten. (En natuurlijk kan ook het omgekeerde het geval geweest zijn: dat andere religies elementen van het christendom overnamen.) Ik laat apologeet J. P. Holding aan het woord:

The taking over of symbolism is true – but signifies ideological victory, not borrowing. Note to begin with that we are talking here not of apostolic Christianity of the first century, but of Christianity in the third and fourth centuries. What we see here is not so much ‘borrowing’ but a sort of advertising campaign, or a type of artistic one-upmanship. The pagan deity Mithra was depicted slaying the bull while riding its back; the church did a lookalike scene with Samson killing a lion. Mithra sent arrows into a rock to bring forth water; the church changed that into Moses getting water from the rock at Horeb. Why was this done? It was done because this was an age when art usually was imitative. This is because the people of the New Testament world thought in terms of what could be ‘probabilities,’ or verification from general or prior experience. Imitation was a way of asserting your superiority: ‘Mithra is not the real hero. Samson is. Ignore Mithra.’ ‘This mystery religion uses a miter as a sign of power. Well, we have the true power. We claim the miter for our own.’ Note that the borrowing only involved art and ritual – it did not involve borrowing of ideology.6

Kortom, het overnemen van symbolen is een uiting van superioriteit. Leerstellingen en ideologieën werden niet overgenomen. Sommige evolutionistische grapjassen doen precies hetzelfde met christelijke symbolen, bijvoorbeeld het Ichtusvisje. Ze maken er een Darwinvisje van die het Ichtusvisje opeet.

Mijters, aureolen en de manier waarop Maria, die Jezus de borst geeft, wordt afgebeeld. Dat soort dingen kunnen inderdaad overgenomen zijn. Maar Brown gaat in de fout als hij ook bijbelse gegevens aanwijst als zijnde gejat van andere religies:

De prechristelijke god Mithras – die de Zoon van God en het Licht van de Wereld werd genoemd – was geboren op 25 december, stierf, werd in een graf in de rotsen gelegd en stond na drie dagen weer op.

Dat Jezus geboren zou zijn op 25 december staat nergens in de Bijbel, dus dat kan inderdaad overgenomen zijn, maar de rest is onzin. J. P. Holding, die ik ook zojuist citeerde betreffende het overnemen van symbolen, heeft een artikel geschreven over Mithraïsme. Hij zegt dat hij Mithraïstische studies en literatuur doorzocht heeft, maar de titels ‘Zoon van God’ en ‘Licht van de Wereld’ nooit tegen is gekomen. Ook dat Mithras stierf, in een graf in de rotsen gelegd werd en na drie dagen weer opstond is geleerden niet bekend. Als iemand (citaten uit) prechristelijke geschriften kan vinden waar iets dergelijks gezegd wordt over Mithras, dan hoor ik het graag!

En dan nu… het intellectuele dieptepunt van De Da Vinci Code

‘Op deze bijeenkomst,’ zei Teabing, ‘werd over veel aspecten van het christendom gediscussieerd en gestemd; over de datum van Pasen, de rol van de bisschoppen, de toediening van sacramenten, en natuurlijk over de goddelijkheid van Jezus.’
‘Dat snap ik niet. Zijn goddelijkheid?’
‘M’n lieve kind,’ verklaarde Teabing, ‘tot op dat moment in de geschiedenis werd Jezus door zijn volgelingen gezien als een sterfelijke profeet… Een groot en machtig man, maar niettemin een mán. Een sterveling.’
‘Niet de zoon van God?’
‘Nee,’ zei Teabing. ‘Jezus werd pas benoemd tot de “zoon van God” nadat er een officieel voorstel voor was ingediend en over was gestemd door het Concilie van Nicaea.’
‘Wacht eventjes. Wilt u zeggen dat de goddelijkheid van Jezus het resultaat van een stémming was?’
‘En wel met een tamelijk kleine meerderheid,’ vervolgde Teabing.

(1) Jezus’ status als Zoon van God is niet afhankelijk van welke menselijke benoeming dan ook. God Zelf heeft gezegd: ‘Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb.’ (Matteüs 3:17) (2) En dit was wat Jezus’ volgelingen van het begin af aan geloofden! Ik zal dit illustreren met behulp van niet-bijbelse teksten van vóór het Concilie in 325:

For our God, Jesus Christ, was, according to the appointment of God, conceived in the womb by Mary, of the seed of David, but by the Holy Ghost.
Ignatius, Brief aan de Efeziërs 18:2, 110 AD

We do not act as fools, O Greeks, nor utter idle tales, when we announce that God was born in the form of a man.
Tatian, Rede aan de Grieken, Hoofdstuk 21, 170 AD

The Word, then, the Christ, is the cause both of our ancient beginning—for he was in God—and of our well-being. And now this same Word has appeared as man. He alone is both God and man, and the source of all our good things.
Clement, Vermaning aan de Grieken, 1:7:1, 190 AD

En zo wordt de bewering van ‘historicus’ Teabing weersproken door nog veel meer bewijsmateriaal waaruit duidelijk blijkt dat de volgelingen van Jezus altijd al geloofden dat Jezus de Zoon van God is. En dan hebben we het nog niet eens over de Bijbelse teksten (uit de eerste eeuw) die wijzen op het geloof in Jezus als Zoon van God.

(3) Er waren inderdaad enkele mensen, onder leiding van Arius, die Jezus niet zagen als goddelijk en dit werd inderdaad besproken in Nicea. Maar zelfs deze Arius en zijn aanhangers zagen Jezus niet als slechts een normale sterveling! De vraag die ter discussie stond was of Jezus en God één en dezelfde zijn (de Drie-eenheid) of dat Jezus langgeleden geschapen was. Het is vergelijkbaar met de discussie tussen reguliere christenen en Jehova’s getuigen. Historicus Teabing geeft dus een totaal verkeerd beeld van de opvattingen van de groep die weggestemd werd. O en trouwens, (4) wat betreft de ‘tamelijk kleine meerderheid,’ slechts 2 van de 300 bisschoppen weigerden uiteindelijk de geloofsbelijdenis te ondertekenen!7

Dan Brown’s enige verdediging op dit alles is z’n excuus dat de winnaars de geschiedenisboekjes schrijven. Dit loopt spaak op verschillende punten:

  • Op deze manier kun je alles goedpraten! Je kunt de meest vreemde geschiedenissen bedenken, ook al gaan ze recht in tegen alle geschriften die uit die tijd zijn overgeleverd, en beweren dat deze geschriften zijn geschreven door de ‘winnaars’ en dus niet betrouwbaar zijn, maar dat jouw bedenksel wel op feiten berust.
  • Er zijn christelijke manuscripten bewaard gebleven van vóór Constantijn, die onomstotelijk aantonen dat christenen toen al geloofden in Jezus als Zoon van God.
  • Brown stelt zelfs de ‘verliezers’ in een verkeerd daglicht, door te zeggen dat zij geloofden in een niet-bovennatuurlijke Jezus.

Maar Hoofdstuk 55 heeft nog veel meer ‘deskundigheid’ voor ons in petto.

‘Constantijn gaf opdracht voor een nieuwe bijbel, waarin de evangeliën werden weggelaten die over de menselijke trekken van Jezus gingen en de evangeliën verfraaid werden die Hem goddelijk maakten. De vroegere evangeliën werden verboden, verzameld en verbrand.’

(1) Hoewel het een Romeinse gewoonte was om boeken van ongewenste religies te verbranden (en daar is het christendom eeuwenlang slachtoffer van geweest), is er geen historische basis voor de bewering dat er onder Constantijn evangeliën werden verbrand. Natuurlijk kan Brown opnieuw beweren dat dit niet in de geschiedenisboekjes staat omdat de winnaars de geschiedenis schrijven, maar dat is nooit afdoende om verzinsels als feiten weer te geven. (2) Brown doet alsof er ‘vroegere evangeliën’ waren dan de vier Evangeliën in het Nieuwe Testament. Natuurlijk heeft Brown geen enkele reden te geloven dat er vroegere evangeliën hebben bestaan, maar ze zijn dan ook verbrand. De nieuwtestamentische boeken worden door de meeste experts overigens gedateerd in de eerste eeuw en kunnen dus door ooggetuigen geschreven zijn. Hoeveel ‘vroeger’ wil Brown ze hebben? Zie deze uitgebreide lijst met dateringen van de nieuwtestamentische boeken door verscheidene experts. Zie ook deze algemene artikelen over de datering en het auteurschap van Matteüs, Marcus en Johannes.

‘Een interessant zijsprongetje,’ zei Langdon. ‘Iemand die de verboden evangeliën verkoos boven de versie van Constantijn, werd van heresie beschuldigd. Het woord “heresie” stamt uit die tijd. Het Griekse woord hairesis betekent “keuze”. Degenen die het oorspronkelijke verhaal van Jezus “kozen”, waren de eersten die aan heresie of ketterij deden.’

O, stamt het woord ‘heresie’ uit die tijd? Hoe komt het dan dat Irenaeus in 180 AD het boek Adversus Haereses schreef? En hoe komt het dan dat in de Griekse grondtekst van 2 Petrus 2:1 het woordje ‘hairesis’ staat en in Titus 3:10 ‘hairetikoos’ (ketter)?

‘Historici hebben het geluk gehad,’ zei Teabing, ‘dat sommige evangeliën die Constantijn heeft geprobeerd te vernietigen, toch zijn blijven bestaan. In de jaren vijftig van de vorige eeuw zijn in een grot in de buurt van Qumran in de woestijn van Judea de Dode-Zeerollen gevonden. …’

Dit soort blunders maken het recenseren van een boek nou zo leuk. De Dode Zeerollen werden (1) vanaf 1947 (en nog gedurende de jaren ’50) in meerdere grotten gevonden en (2) zijn geen christelijke maar judaïstische geschriften en bevatten zeker geen evangeliën! De Dode Zeerollen zijn geschreven tussen ongeveer 130 v.Chr. en 68 n.Chr. en bestaan uit oudtestamentische en niet-canonieke Joodse boekrollen. (3) Deze vondst betekende juist een geweldige bevestiging van het christelijke geloof, doordat het aantoonde hoe accuraat het Oude Testament over de eeuwen gekopieerd is.

‘Alle beschrijvingen van documenten zijn waarheidsgetrouw.’ Right…

Teabing vervolgt zijn betoog met een herinterpretatie van Leonardo da Vinci’s fresco Het Laatste Avondmaal, waaruit zou blijken dat de heilige graal in feite een persoon is, Maria Magdalena, en dat Jezus met haar getrouwd was. Van dergelijk bewijsmateriaal zijn we natuurlijk niet erg onder de indruk. Ook al zou Leonardo het er rechtstreeks op geschreven hebben, het bewijst niets. Leonardo leefde 1500 jaar na Christus en er is dus geen enkele reden waarom we hem op zijn woord zouden geloven. Zeker niet als het in strijd is met het Nieuwe Testament, dat in de eerste eeuw na Christus geschreven werd.

Toch zullen we de ‘argumenten’ voor deze herinterpretatie, zoals gegeven in de hoofdstukken 55 en 58, even bekijken. Hier zijn de argumenten, mijn reacties staan er onder:

  1. Er staan 13 bekers op tafel, geen heilige graal.
  2. De discipel aan de rechterhand van Jezus is niet Johannes, maar een vrouw: Maria Magdalena! ‘Het figuurtje had golvend haar, smalle, gevouwen handen en een zweem van borsten. Het was onmiskenbaar… een vrouw.’
  3. Jezus en Johannes alias Magdalena zijn spiegelbeeldig gekleed.
  4. Jezus en Johannes alias Magdalena buigen van elkaar af en vormen zo een V-vorm, een kelk, wat het oorspronkelijke symbool voor het vrouwelijke is.
  5. De lichamen van Jezus en Johannes alias Magdalena vormen samen ‘een enorme, perfect gevormde letter M.’
  6. Petrus buigt zich voorover naar Johannes alias Magdalena en maakt een dreigend gebaar met zijn hand.
  7. Op het fresco staat een hand met een mes afgebeeld, die tot geen van de personages behoort.

(1) Natuurlijk waren er 13 bekers, logisch als je met 13 mensen een feestmaaltijd houdt. Er is geen enkele bijbelse reden waarom de beker die Jezus liet rondgaan een kelk zou moeten zijn in plaats van een gewone beker. Dat is wat middeleeuwse legenden ervan gemaakt hebben, toen alle voorwerpen die Jezus aangeraakt zou kunnen hebben werden gezien als ‘relikwie.’ Voor de betekenis van de eucharistie, ‘dit is het bloed wat voor jullie gevloeid is,’ is het volledig irrelevant of men uit een beker of een kelk dronk.
(2) Dit is simpelweg de manier waarop Johannes in die tijd op veel schilderijen werd afgebeeld. De ‘zweem van borsten’ bij Johannes stelt in elk geval niets voor vergeleken bij die van de zogenaamd androgyne Mona Lisa (zie verderop).
(3) Als de huidige versie inderdaad de oorspronkelijke verflaag vertegenwoordigt, zijn ze helemaal niet spiegelbeeldig gekleed, Johannes’ cape is roze, veel lichter dan Jezus’ rode gewaad. Vóór de restauratie leken de kleuren wel veel meer overeen te komen.
(4) Zo’n simpele vorm zou je overal wel kunnen vinden.
(5) O? Ik zie geen perfecte M. Nergens. Zeker niet ‘te volmaakt om toeval te kunnen zijn’, zoals DVCode beweert.
(6) Het Laatste Avondmaal beeldt het moment uit dat Jezus de discipelen vertelt dat één van hen Jezus verraden zal. Petrus legt zijn hand op Johannes’ schouder en fluistert hem toe dat hij Jezus moet vragen wie van de discipelen Jezus verraden zal. Dit moment staat beschreven in het Evangelie van Johannes 13:23,24. ‘De leerling van wie Jezus veel hield’ is hier Johannes, die over zichzelf spreekt in de derde persoon, zoals hij ook doet in 19:26 en 20:2.
(7) Los van de vraag op welke manier dat iets over een huwelijk tussen Jezus en Maria zou zeggen, hoort de hand waarschijnlijk simpelweg bij Petrus. Het lijkt een vreemde positie, maar ik kan het zelf ook, dus wat is het probleem? Dit is waarschijnlijk het wapen dat Petrus gebruikte tegen de slaaf van de hogepriester, bij Jezus’ arrestatie (Johannes 18:10).

Brown heeft nog meer argumenten waarom Jezus getrouwd zou moeten zijn, die zullen we dadelijk behandelen, bij Hoofdstuk 58.

Hoofdstuk 56

Maar omdat ze een gevaar vormden voor de opkomst van de door mannen overheerste Kerk, werd het heilige vrouwelijke als demon voorgesteld en onrein genoemd. Het was de méns, niet God, die het begrip “erfzonde” heeft geïntroduceerd, waarbij Eva van de appel at en daarmee de zondeval van de mensheid bewerkstelligde.

(1) Brown doet alsof vrouwen in de hele prechristelijke wereld gelijke rechten hadden met de man. Totale onzin, natuurlijk. In veruit de meeste culturen voerden mannen de ‘boventoon,’ zowel vroeger als tegenwoordig. (2) De zondeval stond 1400 jaar voordat ‘de Kerk’ bestond al beschreven in Genesis. Dit kan dus geen kerkelijk bedenksel zijn. (3) En het is niet Eva, maar Adam die als hoofdverantwoordelijke voor de zondeval wordt aangemerkt:

Genesis 3:17-19, NBG ’51
En tot de mens zeide Hij: Omdat gij naar uw vrouw hebt geluisterd en van de boom gegeten, waarvan Ik u geboden had: Gij zult daarvan niet eten, is de aardbodem om uwentwil vervloekt; al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft, en doornen en distelen zal hij u voortbrengen, en gij zult het gewas des velds eten; in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.

1 Korintiërs 15:22, NBG ’51
Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.

Hoofdstuk 58

In dit hoofdstuk proberen Teabing en Langdon te bewijzen dat Jezus en Maria Magdalena getrouwd waren. Hun belangrijkste bronnen zijn de gnostische evangeliën, die in 1945 bij Nag Hammadi werden gevonden.

‘Zoals ik al zei, wordt het huwelijk tussen Jezus en Maria Magdalena in de geschiedenis vermeld.’ Hij begon tussen zijn boeken te zoeken. ‘Bovendien is het veel logischer dat Jezus getrouwd was dan dat hij, zoals in de Bijbel staat, vrijgezel was.’
‘Waarom?’ vroeg Sophie.
‘Omdat Jezus een jood was,’ zei Langdon, die het van Teabing overnam terwijl die laatste naar een boek zocht. ‘In die tijd was het volgens de etiquette bijna ondenkbaar dat een joodse man ongetrouwd was. In de joodse traditie werd het celibaat veroordeeld en was het de plicht van een joodse vader om een passende vrouw voor zijn zoon te zoeken. Als Jezus niet getrouwd was geweest, zou dat in minstens een van de bijbelse evangeliën zijn vermeld en zou er een verklaring zijn gegeven voor zijn onnatuurlijke staat van vrijgezel.’

(1) Het celibaat was helemaal niet zo onacceptabel als Langdon hier beweert. Het was inderdaad de opvatting van de rabbi’s dat een man moest trouwen en zich voort moest planten, maar hun mening was beslist geen wet (sterker nog, veel mensen waren de religieuze leiders helemaal niet gehoorzaam). En er waren uitzonderingen waarbij het wel geaccepteerd werd dat een man celibaat leefde, bijvoorbeeld voor onderzoekers van de Tora en in het geval van een profetische roeping. En er waren, ondanks de rabbijnse opvattingen, toch hele groepen die (grotendeels) celibaat leefden, zoals de Essenen.

(2) Dan gaat Browns argument dat Jezus’ celibaat vermeld zou zijn natuurlijk niet meer op. En hier is een nog veel sterker argument dat Jezus niet getrouwd was:

1 Korintiërs 9:5, NBV ’04
Zouden wij niet het recht hebben een gelovige echtgenote op onze reizen mee te nemen, zoals de andere apostelen, de broers van de Heer en Kefas? [Kefas = Petrus]

Paulus, de schrijver van 1 Korintiërs, eist hier het recht op een vrouw te mogen trouwen en mee te nemen op zijn evangelisatiereizen. Als onderbouwing noemt hij Petrus en de broers van Jezus, die ook getrouwd waren.

Ten eerste, als Jezus getrouwd was, waarom zou dit dan überhaupt een discussiepunt zijn?

Ten tweede, als Jezus getrouwd was, waarom zou Paulus hier dan Petrus en de broers van Jezus noemen als voorbeeld van mensen die ook getrouwd waren? Hij zou rechtstreeks naar Christus kunnen verwijzen! Dit is een aanwijzing uit de eerste eeuw dat Jezus niet getrouwd was.

Voor meer informatie over de vraag of Jezus een vrouw had, zie het artikel Was Jezus getrouwd?

‘Dit zijn fotokopieën van de Koptische codices en de Dode-Zeerollen, waar ik het eerder over heb gehad,’ zei Teabing. ‘De vroegste christelijke teksten. …’

Nonsens. (1) De Dode Zeerollen zijn judaïstisch (gedeeltelijk oudtestamentisch) en de Koptische codices zijn gnostisch. Beiden zijn dus niet christelijk. (2) De gnostische evangeliën zijn geenszins vroeger dan de bijbelse evangeliën, die uit de eerste eeuw stammen. Nagenoeg iedere expert dateert de bijbelse evangeliën vroeger. Dit geldt zeker voor de evangeliën van Filippus en Maria Magdalena, die Dan Brown aanhaalt (zie hieronder). Het enige Evangelie dat volgens sommige geleerden in aanmerking komt voor een vroege datering is het Evangelie van Thomas. Maar de meesten dateren dit evangelie rond 150 AD, later dan de bijbelse Evangeliën.

‘Het Evangelie van Filippus is altijd een goede plek om te beginnen.’
Sophie las de passage.

En de metgezellin van de Heiland is Maria Magdalena. Jezus hield meer van haar dan van alle discipelen en kuste haar vaak op de mond. De andere discipelen waren daar boos over en spraken hun afkeuring uit. Ze zeiden tegen hem: ‘Waarom houdt u meer van haar dan van ons?’

De woorden verrasten Sophie, maar ze leken niet erg overtuigend. ‘Er wordt niets over een huwelijk gezegd.’
Au contraire.’ Teabing glimlachte en wees naar de eerste regel. ‘Zoals elke kenner van het Aramees je zou kunnen vertellen, betekende het woord “metgezellin” in die tijd letterlijk “echtgenote”.’

(1) O werkelijk? En dat terwijl het Evangelie van Filippus helemaal niet in het Aramees geschreven is! Het document wat bij Nag Hammadi gevonden is, is een Koptische vertaling van een waarschijnlijk Grieks origineel. (2) Het Koptische woord voor ‘metgezellin’ is hier ‘koinonos,’ een leenwoord vanuit het Grieks, en betekent helemaal niet altijd ‘echtgenote.’ Het betekent normaal gesproken zoiets als deelgenoot, deelnemer, makker of metgezel.8 Het komt zelfs in de Bijbel voor, Paulus gebruikt het woord als hij het over Titus heeft:

2 Korintiërs 8:23, NBV ’04
Wat Titus betreft: hij is mijn metgezel [koinonos] en werkt met ons mee ten dienste van u.

(3) Natuurlijk moeten we ons bedenken dat het Evangelie van Filippus eeuwen na Jezus geschreven is en dus niet persé betrouwbare informatie bevat. Het kan dus onmogelijk als bewijs worden aangevoerd dat Jezus Maria op de mond kuste.

(4) Wat betreft die kus op de mond, de tekst van het Nag Hammadi document was gedeeltelijk vergaan. Het bovenstaande citaat is een reconstructie van de volgende gatenkaas: ‘En de metgezellin van de […] Maria Magdalena [… hield] meer van haar dan van alle discipelen en kuste haar [vaak] op haar […]’ De woordjes ‘hield’ en ‘vaak’ zijn twijfelachtig. ‘Mond’ is een invulling van de vertaler.

(5) Voor de gnostische schrijver van het Evangelie van Filippus zou een zoen op de mond geen seksuele relatie aanduiden. In een ander gnostisch werk, genaamd Tweede Openbaring van Jakobus, staat er zelfs dat Jezus Jakobus op de mond zoende!

‘Ik zal je niet vervelen met de talloze verwijzingen naar de verbintenis tussen Jezus en Magdalena. Die zijn al tot vervelends toe onderzocht door hedendaagse historici. …’

Dit soort kletspraat vind je overal in DVCode en het geeft de indruk dat historici over grote hoeveelheden bewijsmateriaal beschikken voor wat er in het boek beweerd wordt. Maar dit is pure bluf. Brown heeft zojuist zijn beste kruid al verschoten met het citaat uit het Evangelie van Filippus, maar dat stelde dus helemaal niets voor. Er is niets, helemaal niets dat wijst op een huwelijksverbintenis of liefdesrelatie tussen Jezus en Maria. Zelfs niet in de gnostische evangeliën.

‘Dit komt uit het Evangelie van Maria Magdalena.’
Sophie wist niet dat er een evangelie in de woorden van Magdalena bestond. Ze las de tekst.

En Petrus zei: ‘Heeft de Heiland echt met een vrouw gepraat zonder dat wij dat wisten? Moeten wij ons omdraaien en allemaal naar haar luisteren? Verkoos hij haar boven ons?’
En Levi antwoordde: ‘Petrus, jij bent altijd al heetgebakerd geweest. Nu zie ik je wedijveren met de vrouw alsof ze een tegenstander is. Als de Heiland haar geschikt acht, wie ben jij dan om haar af te keuren? De Heiland kent haar heel goed. Daarom hield hij meer van haar dan van ons.’

‘De vrouw over wie ze het hebben,’ legde Teabing uit, ‘is Maria Magdalena. Petrus is jaloers op haar.’
‘Omdat Jezus haar verkoos?’
‘Niet alleen dat. Er stond veel meer op het spel dan genegenheid. Op dit punt in de evangeliën vreest Jezus dat hij snel gevangengenomen en gekruisigd zal worden. Dus geeft hij Maria Magdalena instructies over hoe ze Zijn Kerk moet voortzetten als Hij er niet meer is. Petrus uit hier zijn ongenoegen over het feit dat hij tweede viool moet spelen en dat hij een vrouw boven zich moet dulden. Petrus was een beetje seksistisch.’

(1) Er bestaat geen ‘evangelie in de woorden van Maria Magdalena.’ Dit ‘evangelie’ is net als de andere gnostische evangeliën meer dan een eeuw na het leven van Jezus geschreven. Voor meer informatie over de datering en betrouwbaarheid van deze evangeliën, zie het boek Hidden Gospels van Philip Jenkins.

(2) Teabing zegt dat Jezus Maria instructies gaf om de kerk te leiden, maar dat staat nergens in het evangelie. Het hele verhaal (dat zich waarschijnlijk na de kruisiging en opname van Jezus afspeelt, in tegenstelling tot wat Teabing beweert) gaat over een visioen waarin Jezus Maria bepaalde informatie geeft, wat de discipelen inspireert te gaan evangeliseren. Zie hier voor de volledige tekst van het Evangelie van Maria Magdalena. Dezelfde website bevat vele andere gnostische teksten.

Hoofdstuk 74

Langdons joodse studenten keken altijd verbluft als hij hun vertelde dat rituele seks deel uitmaakte van de vroegste joodse traditie. In de tempel, nog wel. […] Mannen die naar spirituele volledigheid streefden, kwamen naar de tempel om daar met priesteressen – of hiërodules – gemeenschap te hebben en door die lichamelijke vereniging het goddelijke te ervaren.

Dit maakte zeker niet deel uit van de vroegste Joodse traditie! Maar ritualistische seks werd inderdaad bedreven in perioden van goddeloosheid. 1 Koningen 14:24 zegt: ‘Ook werd er in het land tempelprostitutie bedreven. Kortom, men gaf zich over aan alle verfoeilijke praktijken van de volken die de HEER voor de Israëlieten verdreven had.’

Het joodse tetragrammaton JHWH – de naam van God in het Hebreeuws – staat voor Jahweh of Jehova, een androgyne lichamelijke vereniging van het mannelijke Jah en de pre-Hebreeuwse naam voor Eva, Havah.

Dergelijk respectloos gerommel met Gods Naam staat natuurlijk garant voor nog meer blunders. Brown redeneert vanuit Jehova, maar deze uitspraaksvorm van JHWH is gebaseerd op een vergissing. Omdat de Joden Gods Naam niet meer durfden uit te spreken, zeiden ze bij het voorlezen van de heilige Schriften ‘Adonai’ (dat betekent ‘Heer’) in plaats van ‘Jahweh’ (waarschijnlijk de oorspronkelijke uitspraak van JHWH). Als herinnering aan deze alternatieve voorlezing plaatste men de klinkers van Adonai tussen de medeklinkers JHWH, waardoor het woordje JaHoWaH ontstond, wat christenen er later toe bracht te denken dat ‘Jehova’ de juiste uitspraak was.9 Het slaat nergens op dat JHWH een androgyne samensmelting is van een mannelijke en een vrouwelijke eenheid. Die ‘prehebreeuwse naam voor Eva’ is een bedenksel van Brown. JHWH betekent: ‘Ik ben.’

Brown’s hoofdpersonage Langdon probeert rituele seks goed te praten door het te verheerlijken als zijnde een spirituele daad waarmee contact met God verkregen kan worden. Natuurlijk draagt het sekshatende, plezierhatende christendom de schuld dat seks als iets zondigs wordt gezien. Langdon:

‘Vinden jullie het gek dat we tegenstrijdige gevoelens hebben over seks?’ had hij zijn studenten gevraagd. ‘Ons alleroudste erfgoed en ons eigen lichaam vertellen ons dat seks natuurlijk is, een mooie weg naar spirituele vervulling, maar de hedendaagse godsdiensten schilderen seks af als schandelijk en leren ons dat we onze seksuele verlangens moeten vrezen als de hand van de duivel.’

God heeft seks geschapen en wil dat de man en de vrouw ‘één vlees’ worden. Seksuele eenwording is bedoeld tussen één man en één vrouw. Het probleem is dat veel mensen er iets laagdrempeligs van maken. Iets goedkoops. Dat is de ware reden waarom we tegenstrijdige gevoelens hebben over seks: we weten dat het eigenlijk iets heel waardevols is.

Samenvatting

De hoofdgedachte van De Da Vinci Code luidt als volgt: Jezus was een gewone sterveling, trouwde en kreeg kinderen. Het huidige christendom is een creatie van keizer Constantijn, die van Jezus een God maakte en de Bijbel samenstelde. Het ware verhaal is echter eeuwenlang door de Priorij van Sion bewaard en wordt in gecodeerde vorm verteld in de kunstwerken van Leonardo da Vinci.

We hebben gezien dat deze hoofdgedachte volledig berust op fictie. Jezus was niet getrouwd, Hij werd van begin af aan door zijn volgelingen gezien als de Zoon van God en de vier bijbelse evangeliën waren eeuwen voor Constantijn al geaccepteerd als zijnde Gods Woord. De Priorij van Sion is niet meer dan een grap uit de jaren ’50 en de Dossiers Secrets zijn allesbehalve authentiek. Zelfs de kunstwerken van Leonardo bevatten geen verborgen aanwijzingen. De Da Vinci Code is een leuk verhaal, maar niet realistischer dan de Fabeltjeskrant.

4. Overige vergissingen

In de vorige sectie is al gebleken dat DVCode compositie van fouten en verdraaiingen is. De bedoeling van deze sectie is de laatste twijfels over de betrouwbaarheid van DVCode weg te nemen. Ik citeer Brown nogmaals:

Alle beschrijvingen van kunstwerken, architectuur, documenten en geheime rituelen in dit boek zijn waarheidsgetrouw.
Dan Brown, De Da Vinci Code, ‘FEITEN’

One of the many qualities that make The Da Vinci Code unique is the factual nature of the story. All the history, artwork, ancient documents, and secret rituals in the novel are accurate, as are the hidden codes revealed in some of da Vinci’s most famous paintings.
Dan Brown in een interview met Ruth Mariampolski

In deze sectie wordt echter, als toevoeging op de vorige sectie, aangetoond dat DVCode wel degelijk foutieve beschrijvingen bevat van:

– Kunstwerken
– Architectuur
– Documenten
– Geschiedenis

Let wel: Ik heb er uiteraard geen enkel probleem mee dat een auteur van een fictief boek dingen zelf bedenkt. Maar laat hij dan niet beweren dat zijn boek op al die gebieden nauwkeurig is.

Hoofdstuk 4

De piramide van het Louvre: 666 glazen ruiten?

Hij vroeg zich af of Fache enig idee had dat deze piramide, op uitdrukkelijk verzoek van president Mitterrand, was gemaakt van precies 666 glazen ruiten, een bizar verzoek dat altijd een heet hangijzer was geweest onder liefhebbers van complottheorieën, die beweerden dat 666 het getal van Satan was.

Dit is een inaccurate beschrijving van architectuur. Ik ben er geweest en heb het berekend: de piramide bestaat uit 673 ruiten. Het zijn vier driehoekige vlakken die aan de basis 18 ruiten breed zijn en aan de top 1 ruit, dat zijn dus 171 ruiten per vlak, dus bij elkaar 684 ruiten. Maar vanwege de ingang ontbreken er bij één vlak 11 ruiten, dus het totaal is 673.

Hoofdstuk 8

Over Leonardo Da Vinci.

‘Meneer Langdon,’ zei Fache, ‘een man als u weet vast wel dat Leonardo da Vinci belangstelling had voor de zwarte kunst.’
Langdon was verrast dat Fache zoveel van Da Vinci wist, en het verklaarde de vermoedens van duivelsverering die de hoofdinspecteur koesterde. Da Vinci was altijd een lastig onderwerp voor historici geweest, vooral binnen de christelijke traditie. Hij was weliswaar een man met visie en een genie geweest, maar ook een zwierige homoseksueel en een aanbidder van de goddelijke orde van de natuur, twee aspecten waardoor hij voortdurend in een toestand van zonde tegenover God verkeerde. Bovendien hield de kunstenaar er een paar griezelige, zonderlinge gewoontes op na die inderdaad een wat demonische indruk wekten: Da Vinci groef lijken op om de menselijke anatomie te bestuderen, hij hield mysterieuze dagboeken bij in een onleesbaar spiegelschrift, hij geloofde dat hij over de alchemistische krachten beschikte om lood in goud te veranderen en meende zelfs God te slim af te zijn door een drankje te maken dat de dood zou uitstellen, en onder zijn uitvindingen bevonden zich afschuwelijke, nooit eerder bedachte oorlogswapens en martelwerktuigen.
Onbegrip leidt tot wantrouwen, dacht Langdon.
Zelfs Da Vinci’s enorme productie van adembenemende christelijke kunst versterkte alleen zijn reputatie van religieuze hypocrisie.

Vier á vijf fouten op een halve pagina. (1) In tegenstelling tot wat Brown hier beweert was Da Vinci geen natuuraanbidder, maar natuurwetenschapper. (2) Er zijn ook geen harde aanwijzingen dat Leonardo homoseksueel was (laat staan een ‘zwierige’ homoseksueel). Enkel een anonieme aanklacht sodomie, waarvan hij werd vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs, en een vaag gerucht over één van zijn leerlingen. Da Vinci leefde waarschijnlijk celibaat, wat toch in strijd lijkt te zijn met de zogenaamde opvattingen van de Priorij van Sion dat een man pas spiritueel compleet was na gemeenschap met een vrouw.

(3) Over alchemisten noteerde Da Vinci:

The false interpreters of nature declare that quicksilver is the common seed of every metal, not remembering that nature varies the seed according to the variety of the things she desires to produce in the world.

And many have made a trade of delusions and false miracles, deceiving the stupid multitude.10

Dit citaat is hierboven ook al aangehaald in de analyse van Hoofdstuk 55, omdat Brown het in DVCode over laat komen alsof Da Vinci het in het laatste zinnetje over de Bijbel heeft. Maar in feite kunnen we hieruit dus opmaken dat Leonardo kritisch is over alchemisten en ‘wonderdoeners’ uit zijn tijd. We zijn dus zeer gerechtigd vraagtekens te stellen bij Brown’s bewering dat Da Vinci dacht een levenselixer te kunnen maken en lood in goud te kunnen veranderen. Da Vinci’s interesse in alchemie had waarschijnlijk meer met chemie te maken, zie bijvoorbeeld notitie 1128 over Grieks vuur.

(4) Verder maakte Da Vinci geen martelwerktuigen en (5) is het historisch onjuist om hem een ‘enorme productie’ toe te schrijven. Hij werkte traag en rondde zijn werk vaak niet af.

Hoofdstuk 22

De eerste nulmeridiaan?

Voor de vroegste scheepvaarders was de vraag welke van die lijnen de rose ligne genoemd zou worden, de nulmeridiaan, de lijn van waaruit alle andere geografische lengtes gemeten zouden worden.
Tegenwoordig loopt die lijn door Greenwich in Engeland, maar dat was niet altijd zo geweest.
Voordat was bepaald dat de nulmeridiaan door Greenwich zou lopen, had die lange tijd door Parijs gelopen, door de Saint-Sulpice. De koperen strook in de Saint-Sulpice herinnerde aan de eerste nulmeridiaan die de wereld had gekend, en hoewel Greenwich in 1888 met de eer was gaan strijken, was de oorspronkelijke rose ligne nog steeds te zien.

Brown verdient geen hoog cijfer voor geschiedenis. De nulmeridiaan van Parijs was niet ‘de eerste nulmeridiaan die de wereld had gekend.’ Voor zover bekend was Hipparchus de eerste die een nulmeridiaan invoerde die door het eiland Rhodos liep – in de tweede eeuw voor Christus. In de eeuwen voor 1888 waren er allerlei nulmeridianen in gebruik en die van Greenwich was reeds lang voor 1888 de meest populaire.

Hoofdstuk 26

‘Mona Lisa’ een anagram voor ‘AMON L’ISA’?

‘En weten jullie wie Amons tegenhanger was? De Egyptische vruchtbaarheidsgodín?’
Het bleef een paar seconden stil.
‘Dat was Isis,’ vertelde Langdon, en hij pakte een stift. ‘Dus we hebben de mannelijke god, Amon.’ Hij schreef de naam op. ‘En de vrouwelijke godin, Isis, wier oude pictogram vroeger L’ISA werd genoemd.’
Langdon was klaar met schrijven en stapte achter de projector vandaan.

AMON L’ISA

‘Zien jullie het al?’ vroeg hij.
‘Mona Lisa… Godsamme,’ bracht iemand uit.
Langdon knikte. ‘Heren, niet alleen ziet het gezicht van Mona Lisa er androgyn uit, maar haar naam is een anagram van de goddelijke versmelting van het mannelijke en het vrouwelijke. En dát, vrienden, is Da Vinci’s geheimpje, en de reden dat Mona Lisa veelbetekenend glimlacht.’

Leonardo heeft het schilderij nooit de Mona Lisa genoemd, die naam werd pas later gebruikt. Het anagram voor ‘Amon L’isa’ is dus een verzinsel, of in elk geval niet ‘de reden dat Mona Lisa veelbetekenend glimlacht.’

Hoofdstuk 30

De afmetingen van Madonna in de grot.

In de roodachtige schemering zag hij dat de vrouw het grote schilderij [Madonna in de Grot] van de kabels had getild en op de vloer voor haar had gezet. Doordat het anderhalve meter hoog was, ging bijna haar hele lichaam verborgen achter het doek.

Hoezo ‘alle beschrijvingen van kunstwerken zijn waarheidsgetrouw’? Dit schilderij is geen anderhalve meter hoog, maar 122 bij 199 centimeter.

Ik heb het schilderij onlangs bezichtigd in het Louvre. De lijst is zo breed en zwaar dat ik zeer onder de indruk zou zijn als iemand dit kunstwerk zomaar even van de muur zou kunnen tillen.

Hoofdstuk 32

Wat betreft Browns analyse van Madonna in de Grot, die valt al grotendeels in duigen als je bedenkt dat hij Jezus en Johannes de Doper met elkaar verward heeft. In feite is het natuurlijk Johannes de Doper die Jezus aanbidt. Dat Leonardo’s schilderij niet goed ontvangen werd, had te maken met het niet halen van de deadline en zijn nalatigheid de aureolen te schilderen.

Hoofdstuk 55

Zoals je in de eerdere analyse van Hoofdstuk 55 hebt kunnen lezen vertegenwoordigt dit hoofdstuk historische onkunde van een ongeëvenaard niveau. Hier is nog een klein blundertje:

‘Het was essentieel voor het functioneren van de Kerk en de staat dat Christus als de Messias werd gezien. …’

A ja. Men moet Christus als Messias zien. Dat is essentieel…
Aangezien ‘Christus’ en ‘Messias’ precies hetzelfde betekenen, namelijk ‘gezalfde,’ vrees ik dat de Kerk in haar snode plannen zal slagen.

Hoofdstuk 60

Lastercampagne tegen Maria?

Om zich te verdedigen tegen Magdalena’s invloed, verbreidde de Kerk het beeld van haar als hoer en verborg bewijzen dat Christus met haar getrouwd was.
[…]
Omdat het door de Kerk verboden was haar naam te gebruiken, kreeg ze allerlei pseudoniemen: de kelk, de heilige graal en de roos.

Hoe kun je iemand als hoer afschilderen én haar naam verbieden?

DVCode zegt dat de Kerk een lastercampagne voerde tegen Maria Magdalena, maar dat is uiteraard nonsens. Het is wel zo dat paus Gregorius haar in de zesde eeuw onterecht bestempelde als prostituee, maar dat had niets met een lastercampagne te maken. Drie punten:

  • In Lucas 8:2 staat dat Jezus zeven boze geesten uit Maria had gedreven. Demonische bezetting is evengoed verschrikkelijk, dus het motief om haar ook nog eens als hoer af te schilderen was niet zo heel sterk. In plaats daarvan lijkt het er veel meer op dat het gewoon een interpretatiefout was. Jezus wordt in de Evangeliën namelijk tweemaal door een vrouw gezalfd, éénmaal door een niet bij de naam genoemde zondige vrouw (allicht een prostituee, Lucas 7:36-50) en éénmaal door een Maria (Matteüs 26:6-13, Marcus 14:1-11 en Johannes 12:1-8). Omdat de twee gebeurtenissen op elkaar lijken dacht paus Gregorius dat het in deze twee gevallen om dezelfde vrouw ging. En omdat de tweede vrouw Maria heette, werd ze met Magdalena verward. Maar paus Gregorius heeft zich in beide gevallen vergist: het gaat duidelijk om twee verschillende verhalen (en dus twee verschillende vrouwen). En de Maria die Jezus’ hoofd en voeten zalfde was de zus van Marta en Lazarus, en is dus een andere Maria dan Maria Magdalena. Gregorius de Grote heeft per ongeluk drie vrouwen samengevoegd in één personage.
  • Het hele christendom draait juist om het principe dat zondige mensen tot bekering komen, vergeven worden en het eeuwige leven krijgen. Of iemand nou demonisch bezet is (Magdalena), overspel pleegt (zoals de Samaritaanse vrouw), een corrupte tollenaar is (zoals de discipel Matteüs), of een gewoon zondig mens zoals jij, ik en paus Gregorius, iedereen moet zich bekeren. Als iemand zich bekeert en vergeving vraagt, maakt het niet meer zoveel uit of je voor je bekering nou prostituee of sterrenwichelaar was.
  • Er is een katholieke feestdag vernoemd naar Maria Magdalena (22 juli). Niet echt iets wat je zou verwachten in het kader van een lastercampagne.

Asterix wijst enthousiast naar het bordje ‘Lutetia’, wat in de Oudheid inderdaad de naam van Parijs was.

‘De Merovingers hebben de grondvesten van Parijs gelegd.’

Sophie, een inwoonster van Parijs, maakt hier een geschiedkundige fout. Hoewel de Merovingse koning Clovis I Parijs tot de hoofdstad van het Frankische Rijk maakte, bestond de stad al lang vóór de Merovingen, onder de namen Lutetia Parisiorum en Lutèce. Als het gaat om historische betrouwbaarheid kan De Da Vinci Code niet tippen aan Asterix en Obelix.

Hoofdstuk 71

Brown zegt dat de achttien bladen waaruit Codex Leicester bestaat ‘perkamenten’ zijn (dierenhuid). Dit is een foutieve beschrijving van een document, want Codex Leicester is geschreven op linnen.

Hoofdstuk 95

DVCode zegt dat Alexander Pope de begrafenis van Newton leidde, maar dat is historisch onjuist. Het is natuurlijk prima dat een schrijver dergelijke details verzint, maar waarom zegt hij dan dat alle geschiedenis accuraat is?

Algemene en terugkerende onderwerpen

Over kathedralen. In tegenstelling tot DVCode waren de tempeliers over het algemeen geen ontwerpers van kathedralen (ze waren veelal analfabeet en hadden geen kennis van heilige geometrie). Ook was een ronde kerk geen belediging voor het christendom (ronde kerken waren een ode aan de Heilige Grafkerk in Jeruzalem). En de ingang van gotische kerken staat niet symbool voor het vrouwelijke voortplantingsorgaan.

Brown gebruikt ‘het Vaticaan’ alsof het synoniem is aan ‘de Kerk,’ zelfs in de tijd dat het Vaticaan nog helemaal geen dienst deed als de residentie van de paus (zoals in de tijd van Constantijn) of de paus zelfs helemaal niet in Rome zetelde (zoals Clemens V in de tijd van de tempeliers).

Tot slot is Opus Dei, als vanzelfsprekend, niet blij met de manier waarop ze afgeschilderd wordt in DVCode. Hier vind je een door Opus Dei geschreven reactie. Let wel, zelfkastijding zie ik als iets verschrikkelijks, waar totaal geen bijbelse basis voor is.

5. Conclusie

De Da Vinci Code van Dan Brown levert ongetwijfeld veel leesplezier op, maar is 100% fictie. Iedere pretentie tot academisch vernuft faalt hopeloos. De vragen die we ons voor de analyse van DVCode stelde, kunnen allemaal met ‘nee’ beantwoord worden. Geniet van het verhaal, maar hecht geen waarde aan de historische, morele en spirituele boodschap van het boek.

Wie betrouwbare informatie wil over het leven van Jezus en zijn eerste volgelingen, kan zich beter richten op bronnen uit de eerste eeuw, zoals de bijbelse geschriften.

6. Referenties

1. Brian A. Pavlac, Ten Common Errors and Myths about the Witch Hunts [Terug naar tekst.]

2. Miriam Ibbotson, The Priory of Sion Hoax, 2002 [Terug naar tekst.]

3. Simon Cox, De Geheimen van De Da Vinci Code, p. 35 [Terug naar tekst.]

4. Leonardo da Vinci, The Notebooks of Leonardo Da Vinci, Volume 2, notities 1207 en 1208 [Terug naar tekst.]

5. Irenaeus van Lyon, Adversus Haereses [Terug naar tekst.]

6. James Patrick Holding, Not InDavincible [Terug naar tekst.]

7. James R. White, What Really Happened at Nicea? [Terug naar tekst.]

8. James Strong, Strong’s Concordance, nr. 2844 [Terug naar tekst.]

9. Willem Ouweneel & Willem Glashouwer, Het Ontstaan van de Bijbel, 1998, p. 57 [Terug naar tekst.]

10. Leonardo da Vinci, The Notebooks of Leonardo Da Vinci, Volume 2, notities 1207 en 1208 [Terug naar tekst.]

Share

Over de auteur

Ruben Jorritsma heeft evolutiebiologie gestudeerd aan Wageningen Universiteit en is tegenwoordig werkzaam als directeur van Stichting Apologica. Hij verzorgt lezingen en cursussen over geloofsverdediging.